Nice 2 Kn #19. De oude Landmerken.

De RGLB-Constitutie stelt dat onze Obediëntie de “Oude Landmerken” (Antient Landmarks),  gebruiken en gewoonten van de Vrijmetselarij eerbiedigt. 

Deze Oude Landmerken zijn niet hetzelfde als de Oude Plichten. De Oude Landmerken van de Vrijmetselarij zijn de oude en onveranderlijke voorschriften van de Vrijmetselarij.  Er bestaat echter geen universele overeenstemming over wat deze voorschriften zijn, en verschillende Vrijmetselaarsjurisdicties hebben er verschillende lijsten van aangenomen. 

De eerste grote poging om de Old Landmarks te definiëren was in 1858, toen Albert Mackey (1807-1881) er  in totaal 25 oplijstte. Enkele ervan zijn: 

– De broederlijke vormen van herkenning 

– De verdeling van de vrijmetselarij in 3 symbolische graden 

– De symbolische legende van Hiram Abiff 

– Het bestuur van de broederschap door een Grootmeester 

– Het voorrecht van de Grootmeester om elke vergadering van elke Loge voor te zitten 

– Het voorrecht van de Grootmeester om dispensaties te verlenen voor het verlenen van graden op onregelmatige tijdstippen 

– De noodzaak van Vrijmetselaars om in Loges samen te komen 

– Het recht van iedere Vrijmetselaar om vanuit zijn Loge in beroep te gaan bij de Grootloge 

– Het recht van elke Vrijmetselaar om elke reguliere Loge te bezoeken 

– Geen enkele bezoeker die onbekend is als Vrijmetselaar kan een Loge betreden zonder eerst een onderzocht te zijn op zijn hoedanigheid van Vrijmetselaar 

– Geen enkele Loge mag zich bemoeien met de zaken van een andere Loge 

– Iedere Vrijmetselaar is onderworpen aan de wetten en voorschriften van het maçonnieke rechtsgebied waarin hij verblijft 

– Kwalificaties van een kandidaat: man zijn, vrijgeboren en volwassen zijn 

– Een geloof in het bestaan van God als de Grote Architect van het Heelal 

– Een geloof in een opstanding tot een toekomstig leven 

– Het Boek van de Heilige Wet  is een onmisbaar onderdeel van elke Loge 

– De gelijkheid van alle Vrijmetselaars 

– De geheimhouding van de instelling 

– De symboliek van de operatieve bouwkunst 

 Mackey’s lijst werd niet universeel aanvaard, en sommige auteurs en Grootmachten hebben deze bekritiseerd omdat deze te gedetailleerd, te vaag of te willekeurig zou zijn.  

Een andere invloedrijke lijst werd in 1923 voorgesteld door Roscoe Pound (1870-1964), die acht oriëntatiepunten definieerde op basis van historische en juridische principes. Zij zijn: 

– Geloof in een Opperwezen 

– Geloof in onsterfelijkheid 

– Een Boek van de Heilige Wet als onmisbaar onderdeel van van elke Loge 

– De legende van de derde graad 

– Geheimhouding 

– De symboliek van de operatieve bouwkunst 

– Dat een Vrijmetselaar een man moet zijn, vrij geboren en op leeftijd 

– De algemene leiding van een Grootmacht door een Grootmeester.  

 

De lijst van Pound was ook onderwerp van kritiek en debat, en sommige Vrijmetselaarsjurisdicties hebben hun eigen lijsten aangenomen of bestaande aangepast. Enkele voorbeelden zijn: 

– De United Grand Lodge of England erkent zeven Landmarks, die vergelijkbaar zijn met de lijst van Pound, maar de legende van de derde graad weglaten. 

– De Grand Lodge of New York erkent 54 Landmarks, die gebaseerd zijn op de lijst van Mackey, maar met enkele toevoegingen en wijzigingen. 

– De Grand Lodge of South Dakota erkent 39 Landmarks, die zijn afgeleid van verschillende bronnen en enkele unieke items bevatten, zoals bvb. “Het principe dat alle zaken zullen worden afgehandeld in een Master Mason’s Lodge (Middenkamer).” 

Concluderend: 

  • er bestaat geen eensluidend antwoord op de vraag wat de Oude Landmerken van de Vrijmetselarij zijn. Ze zijn onderhevig aan interpretatie en variatie, afhankelijk van de tijd, plaats en autoriteit die ze definieert. 
  • in de Constitutie van de RGLB staan een aantal bepalingen die ongetwijfeld kunnen beschouwd worden als oude en onveranderlijke principes (Landmerken) van de Vrijmetselarij. In een afrondende bepaling aanvullend stellen dat men deze Oude Landmerken eerbiedigt, is m.i. redundant en ook verwarrend, omdat men kan denken dat er impliciet nog andere bindende voorschriften zouden bestaan.  Welke dan? En hoe zijn ze afdwingbaar als ze niet expliciet in de Constitutie staan? 

 

 BG