Getuigenis

Onze Vrijmetselarij Vandaag

Goede middag allemaal. Mijn naam is Hubert en ik ben al ruim twintig jaar Vrijmetselaar. Ik werd ingewijd in de kleine Tempel hierboven – Athanor was toen een jonge en veel kleinere loge dan vandaag het geval is. Hoewel het avond is, zei ik ‘goede middag’, en dat was geen vergissing. Vrijmetselaars arbeiden bij het Licht van volle middag en ze doen dat in hun Werkplaats. Dat er aan Vrijmetselarij ook echt arbeid te pas komt, wordt verder in deze uiteenzetting duidelijk. En dan bedoel ik niet alleen dat van Broeders-Leerlingen wordt gevraagd om de bar te doen, die wij de vochtige kamer noemen, en de tafel te dekken voor het Broedermaal. Het diner.

Wat u deze middag dus meemaakt, is wat wij een blanke zitting noemen. Dat wil zeggen dat de Tempel niet is aangekleed met alle attributen die wij tijdens een zitting normaal gesproken gebruiken. U ziet wel allerlei symbolen, een sterrenhemel, een zon en een maan, de zwart-wit geblokte vloer. Ik kan u verzekeren dat de letters J en B op de kolommen bij de ingang geen reclame zijn voor een bekend whisky-merk. Daar in het midden staat normaal gesproken een witte kolom, waarop een bijbel wordt open geplooid bij het evangelie volgens Johannes. Er branden ook veel kaarsen.

De terminologie is, zoals u al begreep, ontleent aan de middeleeuwse gilden en de bouwers van kathedralen, waarvan wij graag denken dat ze voorafgingen aan de vrijmetselaarsloges, zoals ze later vorm kregen. Of dat zo is, laat ik in het midden. U hebt overigens gemerkt dat enkele Broeders hun schootsvel hebben aangetrokken, dat steenkappers tijdens hun werk moest beschermen. Maar wij noemen onszelf dus vrije metselaren, des francs maçons. Vrank en vrij. Onbelast met feodale of spirituele horigheid, vrij van maatschappelijke gebondenheid. Ik moet daarbij op dit moment zeggen dat dit mijn verhaal over Vrijmetselarij is en dat dit best kan verschillen van dat van andere Broeders. Wij hebben geen van allen een monopolie op het grote gelijk.

U hebt zeker allemaal de muziek herkend, die daarnet werd gespeeld. Het klarinetconcerto van Wolfgang Amadeus Mozart wordt bij elke zitting van onze loge gespeeld, zowel bij het begin als bij het einde van de Werkzaamheden. Mozart schreef het indertijd voor zijn loge. Alle muziek die u deze middag hoort, is van zijn hand. De volgende twee stukjes, die u straks hoort, zijn overigens van een cd geplukt, waarop een Broeder van ons instond voor het slagwerk. Dat Mozart muziek schreef voor zijn loge was niet ongewoon. De georganiseerde Vrijmetselarij ontstond in het begin van de 18de eeuw in Londen. Ze kende tijdens het leven van Mozart in de tweede helft van de 18de eeuw in heel Europa een eerste bloeiperiode.

Dat had ook met de maatschappelijke ontwikkelingen van die tijd te maken. Ik heb het nooit wetenschappelijk onderzocht, maar ik had altijd het idee dat mensen elkaar in de zeer gespleten samenleving van die tijd in loges begonnen opzoeken omdat ze daar in een besloten omgeving vrij met elkaar konden omgaan. De regel geldt alvast ook in onze obediëntie nog altijd dat er in de Tempel niet over godsdienst of politiek wordt gepraat. Een obediëntie is voor een goed begrip een verzameling van Werkplaatsen die dezelfde principes onderschrijven. Vooral in de decennia die aan de Franse Revolutie voorafgingen, werden loges plekken waar tolerantie en het respect voor de mening van de andere hoog werden gehouden. Ik zeg vaak dat wij, als we ons naar de Tempel begeven, een stap terugzetten naar de 18de eeuw, voor de Franse Revolutie. De ideeën van de Verlichting, waarover ook nu weer zoveel te doen is, vonden voor een goed deel hun oorsprong in ruimten zoals deze.

Ik zei dat er in onze obediëntie, in deze ruimte, niet over godsdienst of politiek wordt gepraat. Dat is wellicht niet het beeld dat de meesten onder u van de Vrijmetselarij hebben. Dat beeld verschilt ook van obediëntie tot obediëntie. Onze Reguliere Grootloge van België sluit aan bij de traditionele Vrijmetselarij, zoals die nog altijd vanuit Londen wordt uitgedragen. In de wereld zijn we het talrijkst, maar in België zijn we de kleinste vereniging van Vrijmetselaars. Wij houden ons niet met politiek of met macht bezig en we zijn ook geen atheïsten. Wij geloven in de Opperbouwmeester van het Heelal. Wie of wat dat is, maakt elk van ons voor zichzelf uit. Ik geloof, bijvoorbeeld, in de Kracht van het Woord. Het staat zowel voor Schoonheid als voor Wijsheid.

Vergis u daarom niet: de vrijmetselarij is geen serviceclub. Het gaat hier niet om wat je bent, maar om wie je bent. Wij kijken naar de mens, niet naar de maatschappelijke functie of de rol die iemand speelt. Wij zeggen daarom ook regelmatig dat dit een plek is waar mensen elkaar ontmoeten, die elkaar anders nooit zouden hebben gekend. En dat is ook zo. Als ik naar de ledenlijst van Athanor kijk, zie ik zowel ondernemers als ambtenaren, kunstenaars en dokters, advocaten en welzijnswerkers. Mensen uit de upper class en mensen die het soms moeilijk hebben om eindjes aan elkaar te knopen. In de ruimte van deze tempel zijn ze allemaal gelijk. We noemen elkaar ook allemaal Broeders.

Dat is, opnieuw, niet het beeld dat veel niet-ingewijde mensen van de vrijmetselarij hebben en het kan ook vreemd klinken voor een organisatie die vasthoudt aan tradities die enkele eeuwen oud zijn. Toch komen alle Broeders die dat wensen, bijvoorbeeld, in aanmerking om de Loge voor te zitten, in een bestuur waarover elk jaar opnieuw wordt gestemd en dat permanent ter discussie staat als alle Meesters van de Werkplaats in de Middenkamer bijeenkomen. Zonder in detail te treden, wordt een pas-ingewijde Leerling na een jaar Gezel en na twee jaar en het opleveren van een werkstuk Meester. De Middenkamer is de plek waar de Meesters beslissen over de werking van de Loge. Dat wil ook zeggen dat iedereen in de Werkplaats dezelfde stem heeft, welke ook zijn sociale afkomst is of zijn plaats op de maatschappelijke ladder.

Dat maakt van de Vrijmetselarij tot op vandaag een bijzondere organisatie. Ze is traditioneel omdat ze vergadert volgens aloude gebruiken, terwijl ze tegelijk toch ook een voet heeft in de eigentijdse wereld. Het bijzondere aan de vrijmetselarij zoals wij ze kennen, is ook dat ze eigenlijk niets nastreeft voor zichzelf. Ze is geen onderneming en ze is geen belangenvereniging. Ze biedt mensen een patroon, een structuur waarin ze over zichzelf kunnen nadenken. Dat is wat ik bedoelde, toen ik eerder zei dat vrijmetselaars daadwerkelijk Arbeiden. En om terug te keren naar de middeleeuwse gilden: wij kappen aan onze steen, maar we doen natuurlijk niet echt. We doen dat innerlijk. Wie hier binnenkomt, gaat het engagement aan om aan zichzelf te werken. Een belangrijke zin in een van onze ritualen zegt: ‘ik ben hier om het onedele in mij te vervangen door iets edels. Dat is mijn opus magnum.’ Wij zijn in die zin allemaal zoekende, werkende mensen.

Ik zei al dat dit mijn kijk is op Vrijmetselarij. Maar vraag aan alle Broeders waarom ze hier zijn en het antwoord zal vaak zijn dat ze zichzelf beter willen leren kennen. De Vrijmetselarij is een pad naar zelfkennis. Ze richt zich tot het individu, waarbij de achterliggende gedachte ook is dat betere mensen samen een betere samenleving maken. De Vrijmetselarij werkt door middel van het individu ook aan de groep. Het individu moet nadenken over zichzelf om daarna een beter lid te worden van de gemeenschap. Op elk van ons komt het aan.

Dat neemt allemaal niet weg dat er in verband met de Vrijmetselarij zeker ook punten zijn waarover mensen zich vragen kunnen stellen. Ik wil er twee kort aanraken. Veel mensen storen zich nog altijd aan de beslotenheid van deze organisatie. Ontmoetingen zoals deze zijn niet alledaags. Een vraag is dan: Waarom maken loges hun ledenlijsten niet bekend? Waarom is het nodig dat ook de website van deze Werkplaats een open en een gesloten deel bevat, dat alleen voor leden toegankelijk is? Veel vrijmetselaars hebben er geen bezwaar tegen dat hun lidmaatschap bekend wordt. Andere zijn nog altijd bang dat het tegen hen wordt gebruikt, als bekend zou worden dat ze vrijmetselaar zijn. Ze zijn bang voor hun job en voor hun plek in de profane wereld. En die angst is nog altijd niet helemaal onterecht. De profane wereld, voor alle duidelijkheid, is de wereld van de mensen die niet zijn ingewijd.

Een tweede vraag kan te maken hebben met de vaststelling dat deze organisatie de deur van zijn Tempels, behalve op momenten zoals deze, nog altijd dicht houdt voor vrouwen. Er zijn, zoals u weet, obediënties die wel vrouwen toelaten of die zich zelfs uitsluitend tot vrouwen richten. Dat is in onze Reguliere Grootloge niet het geval. Dat heeft met de traditie te maken, maar ik begrijp dat er op het niveau van de Grootloge over de vraag wordt nagedacht. Ze weet ook dat er op dit vlak misschien toch een stap moet worden gezet. Dat moet dan in alle rust gebeuren, want er is hierover onder vrijmetselaars geen eensgezindheid. Het heeft geen zin om na al die tijd nu overhaast onzekerheid en onrust te organiseren. Dat betekent overigens niet dat wij onze partners niet bij onze activiteiten betrekken. We besteden daar zelfs een bijzondere aandacht aan.

Ik kom, om te besluiten, terug tot iets wat ik bij het begin van deze korte uiteenzetting zei over hoe Vrijmetselarij in de 18de eeuw ontstond in een zeer gespleten samenleving. Onze samenleving is vandaag niet minder gepolariseerd dan ze toen was. Er wordt gefluisterd dat, bijvoorbeeld, de Verenigde Staten aan de rand van een nieuwe burgeroorlog staan omdat de kloof tussen Republikeinen en Democraten onoverbrugbaar is geworden: er is blijkbaar nog alleen ruimte voor extremen. De zwartepietendiscussie zorgt in Nederland ondertussen voor een verbijsterend loopgravengevecht tussen voor- en tegenstanders. Maar ook bij ons luisteren partijen nog nauwelijks naar elkaars argumenten. De Grootmeester van de Reguliere Grootloge van België zei het onlangs zo: ‘De Vrijmetselarij kan een verdedigingswal zijn tegen de uitspattingen van een egocentrisch individualisme, een goedkoop populisme en de verwerpelijke predikers van haat en angst.’ Einde citaat. Het is ook mijn idee dat een welbegrepen vrijmetselarij nodig blijft als een plek waar verbondenheid centraal staat.

Het valt me tenslotte op dat ik het woord Broeders wel een paar keer heb gebruikt, maar dat ik nog niets over de Broederschap heb gezegd. Dat komt omdat je die Broederschap niet in woorden kunt vatten. Je moet ze beleven om te weten wat het is.

Bouwstuk opgeleverd op 19/11/2018 op een “blanke” zitting (d.w.z. met niet-ingewijden) van de Loge Athanor