De Constituties van James Anderson (1723)[1]
VOORBLAD[2]:
INLEIDING[3]
De Constituties van Anderson van 1723
Op 24 juni 1717 werd in de Goose and Gridiron Ale House in Sint-Pauls’ Church Yard in London the zgn. Grand Lodge of London and Westminster boven de doopvont gehouden, een overkoepelend orgaan voor de bestaande Loges van de “The Right Worshipfull and most ancient Fraternity of Free and Accepted Masons” in en nabij London en Westminster.
Deze Grand Lodge had statuten nodig en Rev. James Anderson, Groot-Opziener bij deze Grand Lodge, kreeg volgens zijn eigen verslag op 29 september 1721 de opdracht van ‘His Grace and Grand Lodge’ om ‘de gotische constituties te verwerken’[4]. Daarna werd een commissie aangesteld om het manuscript te onderzoeken en op 22 maart 1722, na ‘inzage en correcties’. door de voormalige en huidige vice-Grootmeesters, John Beale en John Desaguliers, ‘en van andere geleerde Broeders’, werd het boek ter formele goedkeuring aan Grootmeester Montagu aangeboden. Na deze goedkeuring in januari 1723 kreeg Anderson de opdracht om het te laten drukken waarna in februari 2023 THE CONSTITUTIONS OF THE FREE-MASONS gedrukt beschikbaar werden.
Deze Constituties beginnen met een legendarische geschiedenis van de Vrijmetselarij, en bevatten vervolgens de Plichten, Wetten en Verordeningen van de Broederschap en tot slot (verder hier niet opgenomen in deze vertaling) een aantal vrijmetselaarsliederen.
Rev. James Anderson auteur ?
James Anderson (circa 1679–1739), geboren en getogen in Aberdeen, werd in 1707 tot priester van de Church of Scotland gewijd voordat hij naar Londen reisde om een bediening op zich te nemen in de Glasshouse Street-gemeente aan de oostkant van Piccadilly, en vervolgens, in 1710, in de Presbyteriaanse kerk in het nabijgelegen Swallow Street. Van 1734 tot aan zijn dood diende hij in de kapel in Lisle Street, ten noorden van Leicester Fields (nu Leicester Square).
Anderson wordt door velen beschouwd als cruciaal voor de geboorte van de moderne vrijmetselarij, maar het zou verkeerd zijn om hem te zien als het steunpunt waarop de Grand Lodge en de vrijmetselarij zich keerden. Anderson miste de sociale, wetenschappelijke en politieke netwerken van Desaguliers, Payne en anderen, zoals Martin Folkes, William Cowper en Charles Delafaye, en had weinig sterke connecties met de binnenste cirkel binnen Grand Lodge, inclusief de hertogen van Montagu en Richmond.
Hoewel Anderson bekend staat als de auteur van de Constituties van 1723, was hij niet de aanstichter ervan en ook niet verantwoordelijk voor de belangrijkste onderdelen ervan. Hij was de auteur van de meer uitgebreide Constituties van 1738, maar de inhoud van dat boek werd in 1756 vervangen door een nieuwe en door de Grootloge goedgekeurde uitgave. De Constituties van 1738 bevatten Anderson’s eigen verslag van gebeurtenissen en zijn, hoewel er andere documenten zijn, een belangrijke bron met betrekking tot de oprichting van Grand Lodge. in 1717.
Het belang van Anderson ligt in zijn auteurschap van de eerste twee edities van de Constituties, het verstrekken van een maçonnieke geschiedenis die de oudheid van de Craft benadrukte, en, onder andere, zijn verslag van de ontwikkeling van Grand Lodge (in de herwerkte Constituties van 1738). Anderson was bevriend met Desaguliers, de inspirator van de Grand Lodge, eveneens priester (Anglicaanse kerk) maar ook wetenschapper, ingenieur en Fellow van de Royal Society. Beiden waren lid van de Londonse Loges Horn Tavern en Solomon’s Temple, alsook van ‘the French Lodge’.
Het tegenargument i.v.m. de uitspraak dat Anderson de auteur was van de Constituties van 1723, stelt dat de belangrijkste componenten van de grondwet van 1723 de Charges en General Regulations waren, waarvan de auteurs respectievelijk Desaguliers en Payne waren, en dat Anderson diende als een ‘ingehuurde pen’ onder leiding van Desaguliers en die van de uitgevers, Senex en Hooke.
De preambule van de Constituties van 1723 ondersteunt dit. Het is opgedragen aan de hertog van Montagu en is geschreven door Desaguliers, niet door Anderson, die opmerkt dat hij het boek opdraagt aan de Grootmeester uit het verleden – ‘I humbly dedicate’ – en niet namens anderen. Desaguliers verwijst naar ‘de auteur’ als iemand die ‘alles heeft vergeleken en in overeenstemming heeft gebracht met geschiedenis en chronologie’. Het ontbreken van enige verwijzing naar de tarieven en voorschriften is veelbetekenend en impliceert dat deze niet door Anderson zijn opgesteld.
Anderson wordt wel degelijk geïdentificeerd als ‘de auteur van dit boek’, doch bijna als een bijzaak op pagina 74 van de grondwetten van 1723 in een regel in het midden van de tweede pagina van de goedkeuringen. Dit staat in contrast met Senex en Hooke, de co-uitgevers, wiens namen prominent op de frontispice staan; met Desaguliers, die persoonlijk de inwijding ondertekent; en met Payne, omschreven als ‘de samensteller’ van het Algemeen Reglement.
Als Anderson een meer inhoudelijke rol op zich had genomen, zou het gebruikelijk zijn geweest als hij gepaste erkenning had gekregen met zijn naam op de eerste pagina en een erkenning in de inleiding.
Volgens Anderson’s eigen verslag kreeg hij op 29 september 1721 de opdracht van ‘His Grace and Grand Lodge’ om ‘de gotische constituties te verwerken’. Daarna werd een commissie aangesteld om het manuscript te onderzoeken en op 22 maart 1722, na ‘inzage en correcties’. door de voormalige en huidige vice-grootmeesters, John Beale en John Desaguliers, ‘en van andere geleerde broeders’, werd het boek ter formele goedkeuring aan Montagu aangeboden.
Degenen die worden vermeld als degenen die het boek hebben goedgekeurd, zijn de Lodge Officers en Masters van de samenstellende Lodges die binnen de reikwijdte van de Grand Lodge vallen. Anderson’s naam is opgenomen in de lijst, beschreven als de Master of Lodge XVII.
Het is interessant om te overwegen waarom Anderson werd ingehuurd als schrijver en waarom hij accepteerde. Hoewel we het niet zeker kunnen weten, kunnen er verschillende factoren zijn geweest. Ten eerste waren Anderson’s inkomsten uit zijn gemeente in Swallow Street, een kerk die beschreven werd als ‘zeer slecht onderhouden’, minimaal. Ten tweede wordt aangenomen dat hij heeft gespeculeerd en geld heeft verloren bij de ineenstorting van de aandelen van de South Sea Company in 1720. beschouwd als geschiedenis en tradities. Door zijn vriendschap met Desaguliers gunde de Grand Lodge hem de penningen voor de Constituties. Anderson verdiende trouwens ook bij met het opstellen van genealogieën.
Constituties van de Vrijmetselaren
bevattende de geschiedenis, de Plichten, de Reglementen, enz. van de aloude en zeer geprezen Broederschap
voor het gebruik van de Loges
London: gedrukt door William Hunter, voor John Senex van The Globe, en John Hooke van de Flower-de-luce tegenover de kerk van St.Dunstan in de Fleet-Street
In het maçonnieke Jaar 5723- Anno Domini 1723.
Opgedragen aan zijn Verhevenheid de Duke van Montagu.
My Lord,
In opdracht van zijne Verhevenheid, de Graaf van Warthon, de huidige Eerwaarde Grootmeester van de Vrijmetselaars; en als zijn vertegenwoordiger, draag ik dit boek van de Constituties van onze oude Broederschap nederig op aan uwe Verhevenheid, in getuigenis aan uw eerbiedwaardig voorzichtig en waakzaam ontslag uit de functie van Grootmeester van het afgelopen jaar.
Ik moet uwe Verhevenheid niet vertellen welke inspanningen onze geleerde auteur zich heeft getroost om dit boek uit de oude bronnen samen te stellen en te distilleren. En hoe hij Alles nauwgezet heeft vergeleken en iedere zaak heeft afgestemd op de geschiedenis en chronologie. opdat deze nieuwe Constituties een betrouwbare weergave zouden zijn van de Vrijmetselarij vanaf de aanvang van de wereld tot aan het Meesterschap van uwe Verhevenheid door uit de oude bronnen te behouden wat daadwerkelijk oud en authentiek is. Aldus zal iedere Broeder tevreden zijn met het resultaat en vernemen dat het door uwe Verhevenheid werd gelezen en goedgekeurd en dat het nu is gedrukt ten behoeve van de Loges, nadat het werd goedgekeurd door de Grootloge toen uwe Verhevenheid nog Grootmeester was. De ganse Broederschap zal voor eeuwig de eer en uw bekommernis voor hun vrede en blijvende vriendschap herinneren die uwe Verhevenheid aan hen hebt geschonken. Dat is nu nog meer voelbaar dan destijds.
My Lord,
Uwe Verhevenheids meest schatplichtige, gehoorzame dienaar en getrouwe Broeder.
J.T. Desaguliers
Adjunct-Grootmeester
DEEL I
Te lezen bij de opname van een nieuwe Broeder, wanneer de Meester [5]of de Opziener[6] aanvangt. Of als hij aan om even welke Broeder vraagt de volgende tekst voor te lezen.
Adam, onze oervader, geschapen naar het beeld van God, de Opperbouwmeester van het heelal, moet reeds de Vrije Kunsten hebben gehad, en meer In het bijzonder de Geometrie, geschreven in zijn hart. Want sinds de val vinden we de principes daarvan in het hart van zijn nakomelingen. In de loop der tijd vonden zij hun weg middels een handige methode van stellingen, door het observeren van de wetten van de verhoudingen, ontleend aan de Mechanica. Aldus stelde de Mechanica geleerden in staat om de elementen van die nobele kunst, de Geometrie, tot een methode te herleiden en haar terug te voeren tot de essentie. Zo werd zij het fundament van alle kunsten. En meer specifiek van de Vrijmetselarij en van de Architectuur. Ze werd de regel voor de praktische uitwerking en realisatie in de wereldse tijd van 4003 voor Christus.
Zonder enige twijfel leerde Adam zijn zonen de Geometrie en het gebruik daarvan binnen de verschillende kunsten en ambachten van deze vroege tijden. Want we zien Caïn een stad bouwen die hij wijdde en opdroeg aan zijn oudste zoon, Enoch. En daar hij Prins werd over de helft van de mensheid, zou zijn nageslacht zijn Koninklijk voorbeeld navolgen, door zowel die nobele Wetenschap. als die nuttige Kunst te verbeteren.
Evenmin kunnen we veronderstellen dat Seth minder onderricht was. Hij was Prins van die andere helft van de mensheid. En hij ontwikkelde als eerste de Astronomie. Hij zou zich evenzeer bezighouden met het onderrichten van de Geometrie en de Vrijmetselarij aan zijn nageslacht. Daarenboven had hij het grote voordeel dat Adam nog onder hen leefde.
Maar zonder rekening te houden met onzekere berichten, kunnen we veilig besluiten dat de oude wereld die 1656 jaar duurde, niet verstoken kon geweest zijn van Vrijmetselarij. En dat beide families, zowel deze van Seth als deze van Caïn, tot In de negende generatie vanaf Seth tal van bijzondere bouwwerken oprichtten. God droeg Noah op en leidde hem om de machtige Ark te bouwen. En al was deze uit hout, ze was niettemin gemaakt volgens de principes van de Geometrie en naar de wetten van de Vrijmetselarij.
Noah en zijn 3 zonen Japhet, Sem en Chaïm, allen waarachtige Vrijmetselaars, brachten met zich van over de vloed, de tradities en kunsten van de antedeluvianen, en verspreiden die veelvuldig onder hun talrijk nageslacht. Gedurende zo ‘n 101 jaar na de vloed vinden we een groot aantal van hen zoniet het ganse ras van Noah in de Vallei van Shinar. Ze waren tewerkgesteld aan de bouw van een stad en een grote toren om zo naam te maken en om hun diaspora te voorkomen. Aldus voerden ze hun werk tot een afschrikwekkende hoogte. Door hun hoogmoed dreven zij God ertoe hun eenheid uit elkaar te drijven door het stichten van spraakverwarring. Daarop volgde hun diaspora. Nochtans is hun bekwaamheid in de Vrijmetselarij niet minder noemenswaardig, want ze besteedden meer dan 53 jaren aan dat wonderlijk bouwwerk. En met de diaspora brachten ze deze machtige kennis tot de meest afgelegen gebieden, wat tot nut strak strekte bij het stichten van hun koninkrijken, samenwerkingsverbanden en dynastieën.
En hoewel dat uiteindelijk In de meeste delen van de wereld verloren ging, werd het niettemin bewaard in Shinar en Assyrië, waar Nimrod de, stichter van dat Koninkrijk, na de diaspora tal van schitterende steden bouwde, zoals Ereck, Accad en Calneh in Shinar. Vandaar trok hij naar Assyrië en bouwde er Nineveh , Rehoboth, Caleh en Rhesin.
In die plaatsen nabij de Tigris en Eufraat leefden er tal van geleerde priesters en mathematici, die bekend staan als de Chaldeeërs en Magi. Zij bewaarden nauwgezet de goede wetenschap van de Geometrie, daar de Koningen en nobelen die koninklijke kunst aanmoedigden. Maar het is niet raadzaam meer over de veronderstellingen uit te wijden, tenzij in een gevormde Loge.
Van daaruit werden zowel de Wetenschap als de Kunst overgedragen naar latere eeuwen en afgelegen plaatsen ondanks het feit van de verwarring van talen en dialecten, die niet verhinderden dat in elk van deze kolonies de Vrijmetselarij, en de overdracht ervan in elk onderscheiden nationaal dialect werd verbeterd. Want dat bevorderde het vermogen van de Vrijmetselaars en de universele praktijk om te communiceren zonder woorden.
En, er bestaat geen twijfel, dat de Koninklijke Kunst naderhand naar Egypte werd gebracht, tot bij Mitzraim, de tweede zoon van Chaïm, zo ongeveer 6 jaren na de spraakverwarring van Babel en 160 jaar na de vloed, toen hij zijn kolonie daarheen voer. Mitzraïm is namelijk Egypte In het Hebreeuws. En daar we er de Nijlrivier aantreffen, die regelmatig buiten zijn oevers treedt, eidde dat al gauw tot een verbetering van de Geometrie. Waardoor Vrijmetselarij echt in trek kwam. Want de oude edelen streden Samen met de andere schitterende bouwwerken van dat land. En meer bepaald die roemrijke piramiden tonen de vroege smaak en intelligentie aan van dat oude Koninkrijk. Welnu, één van die Egyptische piramiden wordt erkend als de eerste van de 7 wereldwonderen De beschrijving hierover door historici en reizigers is fabelachtig. De heilige bronnen in formeren ons uitdrukkelijk dat de 11 zonen van Canaän, jongste zoon van Cham, zich beschermden door versterkte vestigingen op te trekken, en statige omwalde steden te bouwen en Dat ze is de prachtigste tempels en huizen optrokken. Want toen de Israëlieten, onder de machtige Joshua, hun land binnenvielen, vonden ze het zo goed verdedigd dat zonder de onmiddellijke tussenkomst van God In het voordeel van dit specifieke volk, de Kanaänieten oninneembaar en onoverwinnelijk waren. Ook kunnen we niet minder verwachten van de andere zonen van Chaïm, nl. Cush in Zuid-Arabië en Phut, thans Fez geheten, in West-Afrika. En ongetwijfeld moet het oprechte en edele nageslacht van Japhet, oudste zoon van Noah, zelfs diegenen die afreisden naar de eilanden van de heidenen, evenzeer beslagen zijn geweest in de Geometrie en Vrijmetselarij. We weten echt te weinig van hun Zaken en imposante bouwwerken. Tot aan de periode waar een oorspronkelijke kennis bijna was verboden, gaan door de verwoestende werking van de oorlog. En daar ze geen gedegen uitwisseling onderhielden met beschaafde en geleerde volkeren. Want toen die contactwisseling op gang kwamen In de eeuwen daarna, zien we dat zij de meeste uitzonderlijke bouwwerken optrokken.
Het nageslacht van SEM had evenzeer dezelfde kansen om deze nuttige kunst te cultiveren. Dat was zelfs zo voor diegenen die hun kolonies in Zuiden en In het Oosten van Azië neerzetten. Maar nog meer voor zij die In het machtsbereik van Assyrië in een aparte staat leven. Of voor zij die zich met andere families verbonden. Neen, die heilige tak van SEM uit wiens vlees Christus voortsproot moest wel bekwaam zijn In de leerzame Kunsten van Assyrië. Want Abraham werd zo’n 268 jaar na de spraakverwarring bij de toon van Bavel uit Ur weggeroepen naar Chaldea, waar hij de Geometrie leerde alsook de kunsten die er door hem beoefend werden. Nauwgezet droeg hij dat over op Ismaël, op Isaak en op diens zonen die bij Keturah werden gebaard. En vanaf Isaak op Ezau en Jacob en op de 12 Patriarchen. De Joden geloofden dat Abraham ook de Egyptenaren onderrichtte in die Assyrische wetenschap.
Inderdaad deze uitverkoren stam liet zich een lange tijd enkel met militaire architectuur bezig, daar zijn in den vreemde op doorreis was. Nog voor de 430 jaar van rond zwerven was beëindigd, zelfs 86 jaar voor hun uittocht, dwongen de Koningen van Egypte hen hun werktuigen van schaapherders en van legervoering neer te leggen en trainden ze hen in een ander soort van bouwkunst in steen zoals ons wordt bericht door de heilige schrift en andere verhalen. Daartoe dreef God hen in al zijn wijsheid om van hen goede Vrijmetselaars te maken vooraleer ze bezitnamen van het beloofde land dat dan alom geroemd werd voor de meest opmerkelijke Vrijmetselarij.
Toen ze onder Mozes door Arabië naar Kanaän op marcheerden behaagden het de God Bezaleël uit de stam van juda en Aholiab uit de stam van Dan, hen met de wijsheid des harten te inspireren om die schitterende tent of het tabernakel op te richten waarin de Shekinah verbleef en al was die niet uit steen toch was het geconstrueerd volgens de principes van de Geometrie. Het was een prachtig stuk bouwwerk dat naderhand model stond voor Salomo’s tempel. Het was gemaakt naar het plan dat God op de berg aan Mozes had getoond. Daarom was Mozes Grootmeester Vrijmetselaar alsook Koning van Jessurum want hij was zeer bekwaam in alle wetenschappen van Egypte en goddelijk geïnspireerd door een nog subliemere kennis van de Vrijmetselarij.
Aldus vormden de Israëli, toen ze Egypte verlieten, een gans Koninkrijk van Vrijmetselaars die onder leiding van hun Grootmeester Mozes goed onderricht waren. Toen ze in de woestijn verbleven bracht hij hen geregeld samen in een reguliere en algemene Loge. Hij gaf hun wijze plichten en verordeningen opdat ze deze goed zouden naleven, maar over die voorwaarden moeten we het hier niet verder hebben.
Nadat ze In het bezit kwamen van Kanaän toonden de Israëlieten zich tegenover de oorspronkelijke inwoners niet hun minderen in Vrijmetselarij maar ze vervolmaakten die eerder onder de speciale leiding van de Hemel. Ze waren beter in versterkte vestingen en ze verbeterden de stedelijke huizen en de paleizen van hun oversten ze schoten enkel tekort in sacrale architectuur dit terwijl hun tabernakel reeds bestond, echter voor niet lang meer, want het meest verfijnde heiligdom van de Kanaänieten was de tempel van Dagon in de Gaza van de Filistijnen, een magnifiek bouwwerk, kunstig ondersteund door 2 grote Zuilen dat maar liefst 5000 mensen onder haar dak kon ontvangen Dat was een wonderbaarlijke ontdekking van hun bijzondere bekwaamheid In de ware Vrijmetselarij waarover zij beschikt moeten hebben.
Maar de Tempel van Dagon en de verfijnde structuren van Tyrus en Sidon konden de vergelijking niet doorstaan met de Tempel van de eeuwige God in Jeruzalem dat tot groot genoegen van de ganse wereld aangevangen en voltooid werd In de korte periode van 7 jaren en 6 maanden door de meest wijze man en de meest roemrijke Koning van Israël, de Koning van vrede en bouwkunst, Salomo, zoon van David, aan wie deze eer werd geweigerd omdat hij een man van bloed was. Dat gebeurde onder goddelijke leiding zonder dat men het geluid van werkinstrumenten hoorde, al waren er niet minder dan 3600 Prinsen of Meester Vrijmetselaars aan het werk gesteld om het te leiden volgens de instructies van Salomo. Samen met 80.000 steenkapper ‘s of Gezellen van het ambacht en 70.000 werklieden, in totaal dus 153.600. Benevens de lifters die onder Adoniram in de bergen van Libanon werkten, afwisselend met de Sidonianen, zo een 30.000, in totaal dus 183.000, waaronder een groot aantal uitzonderlijke Vrijmetselaars. Daarvoor was Salomo zeer schatplichtig aan Hiram de Koning van Tyrus die zijn Vrijmetselaars en timmerlieden naar Jeruzalem zond en die ook sparren en cederbomen van Libanon naar Joppa, de nabijgelegen haven, liet brengen, maar boven alles zond hij zijn naamgenoot Hiram de meest volmaakte van alle Vrijmetselaars op aarde.
De daarmee gepaard gaande grote kost vergroot nog haar uitmuntendheid want benevens de gedegen voorbereiding van Koning David droeg zijn rijkere zoon salomo en de rijke Israëlieten en nobelen van alle naburige koninkrijken sterk bij met het verschaffen van hout zilver en kostbare juwelen waardoor de aangebrachte som aanzienlijk steeg en wij lezen niets over enig gebouw in Canada dat zo groot was de muur die haar om haf was 7700 voet in omtrek hiermee kan geen enkele heilige structuur vergeleken worden want Het was nauwgezet afgemeten en mooi van verhoudingen vanaf de schitterende voorhof In het Oosten tot het roemrijke en waardige Sanctus santorum In het westen, voorzien van mooie en aangepaste appartementen voor Koningen en Prinsen, priesters en levieten, israëlieten en zelfs voor vreemdelingen Het was een Huis van gebed voor alle Naties en het kon In de tempel zelf en In de Hoven en de appartementen gezamenlijk niet minder dan 300.000 mensen ontvangen bescheiden gerekend als men 1 m² per persoon aanneemt en als we de 1453 zuilen van marmer mee in beschouwing nemen met twee keer zoveel muurberen alle met prachtige kapitelen van verschillende stijlen en de 2246 ramen bovenop de tegels van de vloer met de onbeschrijfbaar verrukkelijke en kostbare versieringen binnenin en nog tal van andere onvermelde zaken, dan moeten we besluiten dat dit uitzicht onze verbeelding gans te boven gaat .Het werd dan ook terecht gewaardeerd als veruit het meest verheven werk van Vrijmetselaarr;y dat er ooit op aarde geweest is of ooit zal zijn en het grootste wonder In de wereld Het werd op de meest feestelijke wijze opgedragen of gewijd door Koning Salomo, maar laten we terzijde wat we niet mogen en dus niet kunnen overdragen in geschriften. we mogen ongetwijfeld stellen dat hoe ambitieus de heidenen ook waren In het ontwikkelen van de Koninklijke kunst, nimmer zoveel gemaakt werd tot god besloot om dit uitverkoren volk te instrueren In het oprichten van de hierboven vermelde belangrijke tent en tot het volledig bouwen van zijn prachtige huis met het enige doel zijn glorie te laten stralen waar hij verbleef tussen de cherubijnen op de troon van genade en vanwaar krijgers in orakels antwoordden.
Dit rijkelijk schitterend mooi en roemrijke bouwwerk trok al spoedig de meest uitgelezen artiesten van alle Naties aan om hun tijd in Jeruzalem door te brengen en om haar bijzondere bezienswaardigheden te bestuderen voor zover dat aan vreemdelingen was toegestaan Aldus ontdekten ze reeds vlug dat de ganse wereld met al haar kunde in vergelijking met de israëlieten te kort schoot op gebied van wijsheid en behendigheid In de bouwkunst zeker in die tijd toen de wijze Koning salomo de Grootmeester was van de Loge in Jeruzalem, de geleerde Koning Hiram Grootmeester was van de Loge in Tyrus en de geïnspireerde Hiram Abif de Meester over het werk was toen Vrijmetselarij onder de directe zorg en leiding van de hemel kwam te staan en toen de edelen en wijzen het als een eer beschouwen om hulp te verstrekken aan deze geniale Meesters en ambachtslieden. Aldus werd de Tempel van de ware God het wonder voor alle reizigers. Dankzij dit bouwwerk dat gebruikt werd als het meest perfecte voorbeeld, vervolmaakten ze bij hun terugkeer de bouwkunst in hun eigen land.
Op die wijze werd na de oprichting van de tempel van Salomo de Vrijmetselarij vervolmaakt bij alle naburige volkeren. Want nadat de Tempel voltooid was zwierven de vele ambachtslieden die onder Hiram Abif te werk gesteld werden uit naar Syrië, Mesopotamië, Assyrië , Chaldee, Babylonië, Media, Perzië, Arabië, Afrika, Midden Azië, Griekenland en naar delen van Europa waar ze de vrije kunst onderrichten aan de vrij geboren zonen van belangrijke personen en door wier behendigheid de Koningen, Prinsen en heersers tal van bracht prachtige bouwwerken wisten op te richten. Hierdoor werden ze Grootmeesters elk in hun eigen regio en beconcurreerden ze elkaar In de koninklijke kunst. Zelfs met betrekking tot India waarmee zeer open relaties bestonden kunnen we tot hetzelfde besluiten, maar geen enkele van al die volkeren nog allen samen konden Israël naar de kroon steken en haar dus zeker niet overtreffen in Vrijmetselarij. Hun Tempel bleek voor eeuwig het voorbeeld.
Neen, de grote vorst Nebukadnezar kon met al zijn onbeschrijfelijke mogelijkheden zijn Vrijmetselarij nimmer tot de hoogte verheffen van het machtige en schitterende werk van die tempel die hij in een oorlogswoede liet afbranden nadat zij in al haar heerlijkheid gedurende 416 jaren vanaf haar wijding overeind was gebleven. Toen zijn oorLogen achter de rug waren, en hij een algemene vrede afkondigde, richtte hij zijn hart op de bouwkunst, en werd Grootmeester Vrijmetselaar. En toen hij de ingenieuze bouwers van Judea en van de overige veroverde landen in gevangenschap had geleid, trok hij inderdaad het grootste bouwwerk ter aarde op. Maar zelfs met de muren en de stad, de paleizen en hangende tuinen, een brug en de tempel van Babylon, het derde van de 7 wereldwonderen, was het nog steeds in sublieme volmaaktheid van Vrijmetselarij ondergeschikt aan die heilige betoverende heerlijke tempel van God. Maar de Joodse gevangenen waren Nebukadnezar zeer tot nut bij de bouw van zijn glorieuze gebouwen en aldus bleven ze aan het werk en verwierven ze grote kundigheid In de Vrijmetselarij. Ze behielden dus de mogelijkheid om de heilige Tempel en de stad van Salem op hun oude funderingen te herbouwen: dat werd bij Gods woord voorspeld en verordend in een edict of decreet van de grote Cyrus.
En Cyrus stelde Zerubbabel , uit de tak van David bij Nathan, de broer van Salomo, wiens koninklijke familie was uitgeroeid, aan tot hoofd of Prins van de gevangenen. De leider van Joden en Israëlieten keerde terug naar Jeruzalem. Daar begonnen ze met het leggen van de funderingen voor de tweede tempel. Ze zouden die alras voleind hebben, mocht Cyrus nog geleefd hebben. Uiteindelijk legden ze de deksteen in het zesde jaar van de Perzische vorst Darius. Zo een 20 jaar na het decreet dat door de grote Cyrus was uitgevaardigd, werd ze met tal van offers vreugdevol gewijd door Zerubbabel, Prins en Grootmeester Vrijmetselaar van de joden. En toch moest deze tempel van Zerubbabel zeer onderdoen tegenover Salomo’s Tempel daar ze niet zo rijkelijk versierd was met hout, diamanten en allerlei edelstenen en ze evenmin de Shekinah en de heilige relieken van Mozes daarin bezat, enzovoort… Toch was ze niettemin op Salomons funderingen opgetrokken en naar zijn plan. Aldus was het nog steeds het meest reguliere, symmetrische en glorieuze bouwwerk van de wereld, zoals de vijanden van de Joden meermaals betuigden en verklaarden. Uiteindelijk werd de koninklijke kunst overgebracht naar Griekenland wier inwoners ons geen bewijs geleverd hebben van dergelijke verbeteringen In de Vrijmetselarij voor de bouw van Salomo’s tempel. Want hun oudste gebouwen, zoals de burcht van Athene met het Parthenon, of de tempel van Minerva, ook de tempel van Theseus of van Jupiter Olympus,enzovoort …., hun portieken, fora, theaters en gymnasia, hun publieke hallen, bijzondere bruggen, sterke vestingen, 7 gebouwde oorlogsschepen, en statige paleizen: alle werden pas na de tempel van Salomo gebouwd en de meeste zelfs na de tempel van Zerubbabel. Evenmin vinden we Grieken die een aanzienlijke kennis In de Geometrie hadden voor de grote Thales van Milete, filosoof die stierf tijdens het bestuur van Belshazar en de periode van de Joodse gevangenis schap. Maar zijn student, de grote Pythagoras, blijkt de auteur te zijn van de 47-ste stelling van Euclides’ eerste boek dat, wanneer het correct wordt nagevolgd, het fundament vormt voor de ganse Vrijmetselarij, zowel sacraal, burgerlijk als militair.
Rond die tijd moedigde het volk van Klein-Azië de Vrijmetselaars sterk aan om alle soorten imposante gebouwen op te trekken. Een daarvan mogen we niet vergeten, daar het algemeen erkend wordt als het vierde wereldwonder, namelijk het Mausoleum of het graf van Mausolus, Koning van Caria, op de Halicarnassus, aan de zijde van de berg Tauris in dat Koninkrijk. Het werd gebouwd op bevel van Artemisia, zijn rouwende weduwe, als de schitterende getuigenis van haar liefde voor hem. Het werd opgetrokken in zeldzaam marmer, 411 voet omtrek, 25 ellebooglengtes hoog, omgeven van 26 zuilen voor de prachtigste beelden, aan alle kanten volledig open, met bogen van 73 voet spanwijdte, uitgevoerd door de 4 voornaamste VrijmetselaarMeesters en beeldhouwers uit die tijd, namelijk de oostzijde door Scopas, de westzijde door Leochares, de noordzijde door Briax en de zuidzijde door Timótheüs.
Maar na Pyrhagoras werd de Geometrie het geliefde studieontwerp van Griekenland, waardoor tal van geleerde filosofen opstonden. Sommigen van hen vonden verschillende stellingen uit of ontdekten aspecten van de Geometrie en brachten die terug tot toepassingen In de mechanica. Wij moeten er trouwens niet aan twijfelen dat Vrijmetselarij gelijke tred hield met de Geometrie. Of beter: het volgde haar altijd In de nauwgezette, systematische verbetering, totdat de wonderbaarlijke Euclides van Tyrus in Alexandrië opgang maakte.
Hij bracht de disparate elementen van de Geometrie samen, verwerkte hen in een methode die sindsdien nooit meer verbeterd werd en daarom zal zijn naam voor altijd geroemd worden. Dat deed hij onder de bescherming van Ptolemaeus, de zoon van Lagus, Koning van Egypte, een van de onmiddellijke opvolgers van Alexander de Grote. En zoals de edele wetenschap meer en meer methodisch werd onderricht, kreeg de koninklijke kunst ook steeds meer aanzien en werd ze bij de Grieken verbeterd. Uiteindelijk verwierven zij daarin dezelfde bekwaamheid en kunstzinnigheid als hun leraars, de Aziaten en de Egyptenaren. De volgende Koning van Egypte, Ptolomeus Philadelphus, grote verbeteraar van de vrije kunsten en van alle nuttige kennis, die de grootste bibliotheek ter wereld samenbracht en het oude testament als eerste naar het Grieks vertaalde, werd een uitmuntend architect, en de Grootmeester Vrijmetselaar. Benevens zijn overige prachtige bouwwerven trok hij de fameuze toren van Pharos op, dat erkend wordt als het vijfde van de zevende wereldwonderen. We mogen terecht aannemen dat de Afrikaanse Naties en zelfs aan de Atlantische kust, al gauw Egypte in vervolmaking navolgden, maar de geschiedschrijving behoudt hierover het stilzwijgen en er zijn geen reizigers die de moed opbrachten om in die eens befaamde Naties de waardevolle overblijfselen van Vrijmetselarij te ontdekken.
We mogen evenmin het geleerde eiland Sicilië vergeten, waar de geweldige geometer Archimedes opgang maakte, en die onfortuinlijke gedood werd toen Syracuse door de Romeinse generaal Marcellus werd ingenomen, want van Sicilië, als ook van Griekenland, Egypte en Azië leerden de oude Romeinen zowel de wetenschap als de kunst, want wat zij daarvoor wisten was maar matig of helemaal niet volgens de regels. Maar toen zij de volkeren begonnen te onderwerpen, deden zij belangrijke ontdekkingen op beide vlakken. En zoals wijze mensen voerden ze niet het gros van de volkeren in gevangenschap naar Rome, maar slechts de meest uitverkoren leermeesters en beoefenaars met hun kunsten en wetenschappen. Aldus werd Rome zowel het centrum van geleerdheid, als van de keizerlijke macht, tot ze onder Augustus, in wiens heerschappij de Messias van God werd geboren, de grote Architect van de Kerk, naar het hoogtepunt van hun roem oprezen. Aldus bracht hij de wereld tot rust en door een algemene vrede af te kondigen, moedigde hij die bekwame ambachtslieden aan die In de Romeinse vrijheid waren grootgebracht, alzo ook hun studenten en Leerlingen. Maar In het bijzonder de grote Vitruvius, tot op heden de vader van alle waarachtige bouwmeesters.
Daarom is het redelijk te veronderstellen dat de roemrijke Augustus Grootmeester was van de Loge in Rome. Naast het feit dat hij de beschermheer van Vitruvius was, bevorderde hij ook het welzijn van zijn gezellen van het ambacht, zoals blijkt uit tal van schitterende bouwwerken onder zijn heerschappij. Hun overblijfselen zijn de voorbeelden en standaard voor de ware Vrijmetselarij in alle daaropvolgende tijden. Want zij zijn inderdaad een synthese van de Aziatische, Egyptische, Griekse en Siciliaanse Bouwkunst die we geregeld aanduiden met de term Augustus’ stijl. Nu pogen wij die nog steeds na te doen, maar slagen er vooralsnog niet in haar tot vervolmaking te voeren.
De oude bronnen van de Vrijmetselarij verschaffen omstandige informatie over hun Loges. Vanaf de aanvang van de wereld onder de beschaafde Naties, voornamelijk in tijden van vrede en wanneer de burgerlijke macht zich wist te ontdoen van tirannie en slavernij. Aldus verschaften zij ons een overzicht van de verlichte en vrije geest van hun gelukkige onderdanen. Want het boven alle andere ambachtslieden waren de Vrijmetselaars destijds steeds de uitverkorenen van de oversten en ze waren onmisbaar voor hun grote ondernemingen, vervaardigd uit alle soorten materialen, niet alleen uit steen, hout of pleisterwerk, maar zelfs uit stof of huiden of uit wat ook gebruikt mocht worden voor het opzetten van tenten en voor het construeren van alle soorten bouwwerken. Evenmin mogen we vergeten dat ook schilders en beeldhouwers steeds herkend werden als goede Meesters, net als de bouwers, steenkappers, metselaars, timmerlieden, schrijnwerkers, tapijtmakers of makers van tenten. En tal van andere ambachtslieden die opgestart kunnen worden en die werkten volgens de Geometrie en de regels van de bouwkunst. Want niemand sinds Hiram Abif was zo bekend voor zijn kunde in alle disciplines van de Vrijmetselaar. Genoeg hiervan.
Maar terwijl de edele wetenschap van Geometrie op een gedegen wijze werd ontwikkeld, zowel voor als na de heerschappij van Augustus, zelfs tot aan de vijfde eeuw van het christendom, werd de Vrijmetselarij ook bij de heidenen altijd in groot aanzien behouden en sterk gewaardeerd. En, terwijl het Romeinse Rijk haar glorieuze tocht verder zette, werd de Koninklijke Kunst snel uitgedragen, zelfs tot het Ultima Thule. In nagenoeg ieder Romeins garnizoen werd een Loge opgericht. Zo droegen zij hun kunde grotendeels over In de noordelijke en westelijke delen van Europa. Delen waar de barbaarsheid weelderig tierde voor de Romeinse veroveringen. Echter, we weten niet zeker voor hoe lang. Sommige menen dat er in sommige delen van Europa enkele overblijfselen van gedegen Vrijmetselarij te vinden waren, die stammen van voor die periode, opgetrokken met de oorspronkelijke vaardigheid die de eerste kolonies met zich meebrachten, zoals sommige Keltische bouwwerken, opgetrokken door de oude Galliërs. Ook door de oude Britten, in kolonie van Kelten vormden lang voordat de Romeinen dat eiland binnenvielen.
Maar toen de Goten en de Vandalen die nimmer door de Romeinen veroverd werden, het Romeinse Rijk als een niet te stoppen vloed overspoelden met oorlogszuchtige woede en brute onwetendheid, vernietigden ze vele van de prachtige gebouwen en beschadigden anderen. Slechts weinige bleven gespaard. Ook de Aziatische en Afrikaanse volken vielen de prooi aan dezelfde rampen door de veroveringen van de Mohammedanen wier uiteindelijke doel enkel de bekering is van de wereld te vuur en te zwaard in plaats van de veroverde volkeren te ontwikkelen door kunsten en wetenschappen.
Met de ondergang van het Romeinse Rijk toen de Britse garnizoenen waren uitgeput, werden de Angelen en de Nedersaksen door de oude Britten uitgenodigd om hen te helpen tegen de Schotten en de Picten. Zij onderwierpen uiteindelijk het zuidelijke deel van het eiland, dat zij Engeland noemden, of land van de Angelen. Zij waren verwant aan de Goten en eerder een soort Vandalen, met dezelfde oorlogszuchtige ingesteldheid. Als onwetende heidenen bevorderden ze enkel maar oorlogsvoering tot ze uiteindelijk christenen werden. Dan betreurden ze- veel te laat- het verlies van de Romeinse Vrijmetselarij door de onwetendheid van hun voorvaderen. Maar ze wisten niet hoe ze dit konden rechtzetten.
Nu ze als volk vrij waren, zoals de oude Saksische wetten getuigen, en ze zich richten naar de Vrijmetselarij, begonnen ze al snel de Aziaten, Grieken en Romeinen te imiteren door Loges op te richten en Vrijmetselaars aan te moedigen. Dat werd hem niet enkel aangeleerd vanuit hun trouw aan de tradities en vanuit de overblijfselen van de Britten, maar ook door hun contact met buitenlandse Prinsen in wier gebieden In de gotische ruïnes de Koninklijke Kunst bewaard was gebleven. In het bijzonder door hun contact met Karel Martel, de Koning van Frankrijk, die volgens de oude bronnen van de Vrijmetselaars op vraag van de Saksische Koning tal van uitzonderlijke ambachtslieden en geleerde bouwMeesters naar Engeland zond. Gedurende de heptarchie werd de gotische bouwkunst erg bevorderd, zoals ook het geval was In de overige christelijke landen.
Niettegenstaande de aanhoudende invasies van de Denen het verlies aan tal van bronnen veroorzaakte, verhinderden zij in tijden van vrede de uitvoering van het goede werk niet echt. Maar dit het bouwen gebeurde niet volgens de stijl van Augustus. Integendeel, de grote uitgaven die ze hieraan spendeerden en de uitzonderlijke uitvindingen door de ambachtslieden om de Romeinse bekwaamheid te benaderen-ze deden wat in hun vermogen lag- geeft aan dat ze grote waardering en liefde bezaten voor de Koninklijke Kunst en ze verschaften aan de gotische bouwwerken ontzag al konden ze de liefhebbers van de oude bouwkunst niet echt imiteren.
Nadat de Saksen en Denen door de Normandiërs overheerst werden moedigde men, van als de oorLogen waren beëindigd en de vrede werd afgekondigd, de Gotische Vrijmetselarij aan. Dat gebeurde nog tijdens de heerschappij van Willem de Veroveraar en van zijn zoon Koning William Rufus, die Westminster Hall bouwde, vermoedelijk de grootste zaal ter wereld. Evenmin verhinderden de oorlogen van de legeraanvoerders noch de vele bloederige oorlogen van de daaropvolgende Normandische Koningen en hun vertakkingen, de bouw van de meest luxueuze bouwwerken die in die tijd door belangrijke geestelijken werden opgetrokken, die zich verheugden In de grote inkomsten en dus die uitgaven goed konden dragen. En zelfs door de Kroon want we lezen dat Koning Edward de derde een functionaris had die aangeduid werd als de Vrijmetselaar van de Koning of de Grootopziener over zijn gebouwen. Diens naam was Henry Yevele en onder deze Koning bouwde hij tal van abdijen en de Sint-Stefanskapel te Westminster, waar thans het Lagerhuis van het Parlement samenkomt.
Maar als instructie voor kandidaten en jongere Broeders geef de specifieke bron van vrijmetselaren geschreven tijdens de regering van Koning Edward, de vierde Koning van de Normandische stam, het volgende verslag:
Hoewel de oude bronnen van de Broederschap in Engeland nagenoeg allemaal vernietigd of verloren gingen tijdens de oorlogen met de Saksen en de Denen, bouwden Koning Athelstan (de kleinzoon van Koning Alfred de Grote en belangrijke Bouwmeester), de eerste gewijde Koning van Engeland die de heilige Bijbel In de Saksische taal omzette toen hij het land rust en vrede had gebracht, tal van grootse bouwwerken en hij moedigde vele Vrijmetselaars aan die vanuit Frankrijk overzee tewerkgesteld werden. Deze brachten de Plichten en de Regel van de Loges mee. Ze hadden deze bewaard sedert de Romeinse tijden. Dat zette de Koning aan de situaties van de Engelse Loges naar buitenlands voorbeeld te verbeteren en de lonen van de werkende Vrijmetselaars op te trekken.
De jongste zoon van deze Koning, Prins Edwin, werd In de Vrijmetselarij onderricht en hij onderwierp zich uit liefde voor het ambacht aan de plichten van een Meester Vrijmetselaar en aan de eerbiedwaardige principes waarop het was gegrondvest. Hij verkreeg een Keure van zijn vader, Koning Athelstan op dat de Vrijmetselaars zichzelf zouden kunnen verbeteren en opdat ze de vrijheid zouden hebben zichzelf te besturen, te voorzien wat fout zou kunnen lopen en jaarlijks overleg en een Algemene Vergadering te houden. Desgevallend riep Prins Edwin alle Meesters van het rijk op om hem te vervoegen tijdens een samenkomst in York. Ze kwamen en vonden er een Grootloge, waarvan hij de Grootmeester werd. Ze brachten alle geschriften en bestaande bronnen mee, waarvan sommigen in het Grieks sommigen In het Latijn en andere dan weer in het Frans of in een andere taal. Daaruit stelde de vergadering de Constituties en Plichten van een Engelse Loge samen. Ze maakten een wet opdat hij naar de toekomst toe bewaard en trouw toegepast zou worden en ze bevalen een goed loon voor werkende Vrijmetselaars, enz. Na verloop van tijd, toen er meer Loges waren beval de Grootmeester de Meesters en de Gezellen met de instemming van de edelen van het rijk (want de belangrijkste mannen waren toen Vrijmetselaars) dat bij het maken of het toelaten van een Broeder door de Meester of de Opziener de Constituties voortaan gelezen zouden worden, evenals de plichten die daarin waren opgenomen en dat diegene die zal worden aangenomen als Meester Vrijmetselaar of Meester over het werk beproefd zou worden, of hij geschikt was of bekwaam om de respectievelijke Bouwheren te dienen. Dat gebeurde zowel bij de laagste als de hoogste in rang ter eer en meerdere glorie van de kunst en In het belang van de Loge, want het zijn de Bouwheren die hen tewerkstellen en hen betalen voor hun dienstverlening en reis.
En naast tal van andere zaken voegt deze bron eraan toe dat de plichten en de wetten van de vrijmetselaar gelezen en onderzocht waren door onze soeverein Koning Henry de Zesde en dat ze aanvaard werden door de edellieden van deze eerbare Raad. Ze zeiden dat het goed en redelijk was dat ze toegepast zouden worden omdat ze gedistilleerd en samengebracht waren uit oude bronnen. Echter, In het derde jaar van het bestuur van voormelde Koning Henry de Zesde, werd door het Parlement een wet gemaakt die enkel betrekking had op Werkende Meesters Vrijmetselaar. De operatieve Meesters verbonden zich ertoe om in tegenstelling tot de statuten van gewone werklieden geen werk te aanvaarden, tenzij tegen de eigen vastgestelde prijzen en vergoeding. En daar dergelijke prijsafspraken geacht werden gemaakt te zijn in de Grootloge eens vermeld In de wet onder “kapittels en samenkomsten van de Vrijmetselaars” leek het raadzaam om de vermelde wet te richten tegen dergelijke samenkomsten. Toen Koning Henry de zesde de volwassenen leeftijd gaat bereiken, toonden de Vrijmetselaars aan hem en aan zijn edellieden de bovenvermelde dromen en plichten. Hij herzag deze en stemde er plechtig mee in dat het maar goed en redelijk zou zijn deze na te volgen. Welbu de Koning en zijn edellieden die moeten wel opgenomen geweest zijn bij de Vrijmetselaren, alvorens ze dergelijke herzieningen van de bronnen konden doorvoeren. In die regeerperiode nog voor de strubbeling met Koning Henry werden de Vrijmetselaars sterk aangemoedigd. Er is evenwel nergens enige aanwijzing dat een dergelijke wet ooit van kracht werd, ook niet gedurende het daaropvolgende bestuur. De Vrijmetselaars bleven trouw aan hun Loges. Zij vonden het trouwens niet de moeite waard om hun edele en gewichtige Broeders in te schakelen om deze wet af te voeren, want operatieve Vrijmetselaars, die onafhankelijk van de Loges zijn, minachtten dergelijke verhoudingen, en de andere Vrijmetselaren hadden geen enkel belang In het overtreden van de statuten voor werklieden.
De Koningen van Schotland moedigden de Koninklijke Kunst aan vanaf de vroegste tijden tot aan de samenvoeging van de kronen, zoals blijkt uit de overblijfselen van de roemrijke gebouwen in dat oude Koninkrijk en uit de vele Loges die er zonder onderbreking meerdere eeuwen in ere werden gehouden. De bronnen en tradities waaruit het grote respect van die Koning voor onze Broederschap blijkt, getuigen van hun liefde en trouw. Daarvan komt de oude toast van de Schotse Vrijmetselaars, nl. “God, zegen de Koning en het Ambacht.”
Evenmin werd het Koninklijk voorbeeld genegeerd door de edellieden, de landadel en het priesterschap van Schotland. Zijn namen deel aan alles wat bevorderlijk was voor het ambacht en de Broederschap. Koningen waren dikwijls Grootmeesters, totdat de Vrijmetselaars van Schotland de macht krijgen om zelf over een Grootmeester en Grootopziener te beschikken die rechtstreeks van de kroon zijn loon ontving, ontvingen en ook door iedere nieuwe Broeder van het Koninkrijk bij hun opname als zodanig erkend werden. Hun opdracht was niet enkel datgene te regelen wat zou kunnen foutlopen in de Broederschap, maar ook Broeders te verhoren om een definitief einde te stellen aan alle onenigheden tussen de Vrijmetselaars en de bouwheer, het bestraffen van de Vrijmetselaar voor zover deze schuldig werd bevonden en dan beiden een rechtvaardige beslissing op te leggen. Mocht de Grootmeester op dergelijke hoorzittingen afwezig zijn, dan zat de Grootopziener de vergadering voor. Dit voorrecht werd hen voorbehouden tot aan de burgeroorlog, maar thans is het in onbruik. Het kan niet meer in voege treden tot een Koning Vrijmetselaar wordt, daar het niet meer van toepassing is sinds de samensmelting van de koninkrijken. Nochtans bewezen de grote zorg die de Schotten aan de ware Vrijmetselarij besteedden aan Engeland naderhand zijn nut. Want de geleerde en machtige Koningin Elisabeth, die de andere kunsten sterk aanmoedigde, ontmoedigde dit ambacht, daar zij als vrouw geen Vrijmetselaar kon worden. Maar als machtige vrouw had ze veel meer Vrijmetselaars kunnen tewerkstellen, zoals dat wel het geval was bij Semiramis en Artemisia.
Na haar dood echter volgde Koning James de zesde haar als vorst van Engeland op. Hij was een Vrijmetselaar Koning en blies de Engelse Loges nieuw leven in en daar hij de eerste Koning van Groot-Brittannië was, was hij ook de eerste Prins van de wereld die de Romaanse architectuur herontdekte vanuit de ruïnes van de gotische onwetendheid. Want na tal van donkere eeuwen van ongeletterdheid herwon de Geometrie al snel haar grondvesten nadat alle disciplines van de leer in ere hersteld werden. De beschaafde Naties begonnen het warrige en ongepaste van de gotische bouwwerken in te zien en in de 15e en 16e eeuw werd de stijl van Augustus naar voren gebracht vanuit de puinen van Italië door Bramante, Barbaro, Sansovino, Sangallo, Michelangelo, Rafaël Urbin, Julio Romano, Serglio, La Baco, Scamozi, Vignola en tal van andere schitterende architecten, maar boven alles door de grote Palladio, die in Italië nog steeds niet gedegen wordt nagevolgd, maar in Engeland terecht naar de kroon wordt gestoken door onze grote Meester Vrijmetselaar Inigo Jones.
Ook al koesteren alle ware Vrijmetselaars evenwel de herinnering aan deze Italiaanse architecten, toch moet worden erkend dat de stijl van Augustus door geen enkel gekroond hoofd nieuw leven werd ingeblazen voordat Koning James de zesde van Schotland en eerste van Engeland als beschermheer optrad voor de roemrijke Inigo Jones, die aangeworven werd om zijn Koninklijk paleis van Whitehall te bouwen. Tijdens zijn bestuur over Groot-Brittannië, werd als voornaamste deel, waarvan enkel het bankethuis gebouwd. Het is de meest verfijnde zaal ter wereld en de ingenieuze Meester Nicholas Stone deed dienst als Meester Vrijmetselaar onder architect Jones.
Na zijn dood werd ook zijn zoon Koning Charles de eerste, die zelf ook een Vrijmetselaar was de beschermheer van Meester Jones. Hij had de vaste intentie om de plannen die zijn koninklijke vader met Whitehall had laten uitvoeren in de stijl van Meester Jones, maar het werd ongelukkigerwijze vergrendeld door de burgeroorlog. Toen die voorbij was en de koninklijke familie in de eer hersteld werd ook de ware Vrijmetselarij vernieuwd. Zeker toen het ongeval met de brand van Londen zich voordeed, want dan werd de stadshuizen eerder herbouwd naar de Romaanse stijl en het is ook dan dat Koning Charles de tweede, de huidige St. Paul’s Cathedral in Londen oprichtte. nadat het oude gotische gebouw was afgebrand en dit helemaal naar de stijl van Sint Pieters in Rome. Het werd geleid door de geleerde architect Sir Christopher Wren. De Koning liet eveneens zijn Koninklijk paleis te Greenwich bouwen naar de plannen van Meester Inigo Jones enn geleid door zijn schoonzoon Meester Web. Thans is het een hospice voor zeelieden geworden. Hij richtte ook Chelsea College op, een hospitaal voor soldaten. En in Edinburg voorzag en realiseerde hij Koninklijk paleis van Haly-Rood-Houe, naar de plannen en de leiding van Sir William Bruce, Baronet en Meester over de koninklijke werken in Schotland. Aldus hebben we naast de traditie die verteld wordt door oude nog levende Vrijmetselaars en waarop we kunnen steunen, goede redenen om te geloven dat Koning Charles de tweede een Accepted Vrijmetselaar was daar iedereen erkent dat hij een grote steun was voor de ambachtslieden. En hoewel sommige Romaanse gebouwen opgetrokken werden vervielen de Loges van Vrijmetselaren tijdens de regering van zijn broer, Koning James de tweede, evenwel tot onwetendheid doordat ze niet geregeld bijgewoond en ontwikkeld werden. Echter na de revolutie toonde Koning William niettegenstaande hij een oorlogszuchtige Prins was, zijn goede smaak en architectuur. Hij zette de twee roemrijke hospitalen van Greenwich en Chelsea verder, en bouwde het verfijnde deel van zijn Koninklijk paleis in Hampton Court en begon en voleinde zijn onovertrefbaar Paleis van Loo in Holland. Enzovoort enzovoort…. Dat en het schitterende voorbeeld van deze voorname Prins, die door de meesten gezien wordt als een vrijmetselaar, beïnvloedde de edelen, de landadel, de rijken en geleerden van Groot-Brittannië om meer In de stijl van Augustus te verwezenlijken. Dat blijkt uit uitzonderlijke bouwwerken die sedertdien doorheen het Koninkrijk werden opgericht.
Want In het negende jaar van de regering van onze recente vorstin Koningin Anne, stemden haar Majesteit en het Parlement in met een wet ter oprichting van wel 50 nieuwe parochiekerken in Londen, Westminster en omstreken. De Koningin stelde de Commissie aan waarin tal van ministers van staat zetelden alsook de belangrijkste edellieden, de gewichtige landadel en voorname burgers en twee aartsbisschoppen, samen met tal van andere bisschoppen en priesters, om de wet In de praktijk om te zetten. Zij bevalen dat die nieuwe kerken zouden opgetrokken worden volgens de oude Romaanse stijl, zoals het blijkt uit deze die reeds voltooid zijn. Dat de huidige eerbiedwaardige raadslieden beschikken over dezelfde goede smaak inzake architectuur en zetten dat lovenswaardig plan verder. Ze blazen de ouwe stijl nieuw leven in, op last en onder goedkeuring en aanmoediging van de huidige vorst Koning George, die ook zo inschikkelijk was om, middels zijn toendertijdse mandataris, de een bisschop van Salisbury, de eerste steen te leggen op de zuidoostelijke hoek In de fundering van de parochiekerk van Sint Maarten in Campis, die nu stevig, groots en prachtig op kosten van de parochianen heropgebouwd wordt.
En kort: mochten we dat alles kunnen samenbrengen uit de talrijke geschriften van historici en reizigers, het zou vele lijvige boekdelen vergen om de machtige invloed vanaf de schepping in elk tijdperk en binnen iedere natie aan de hand van de vele gebeurtenissen te beschrijven. Zeker voor wat die delen van de wereld betreft waarmee de Europeanen relaties onderhouden en handeldrijven, zoals blijkt uit de overblijfselen van oude, grote, bijzondere en machtige zuilengallerijen die ontdekt werden door onderzoekers. We kunnen ons dus niet genoeg beklagen over de algemene verwoestingen van de Goten en de Mohammedanen. Maar we moeten besluiten dat geen Kunst zozeer aangemoedigd werd als deze van de Vrijmetselarij. Want inderdaad, er is geen enkele zo uitermate nuttig voor de mensheid. Ook zou kunnen aangetoond worden, mocht dat aanbevelenswaardig zijn, dat organisaties of Orden van ridders en van religieuzen in de loop der tijden van deze oude Broederschap veel plechtige gebruiken hebben overgenomen, want geen daarvan was beter georganiseerd, deftiger gestructureerd en hield zich nauwgezetter aan hun wetten en plichten, dan deze van de aangenomen Vrijmetselaars. In alle tijdperken en binnen alle Naties behielden en verspreidden ze hun belangen op de wijze die hun eigen was, opdat zelfs de meest sluwe en meest listige mens er niet zou kunnen binnendringen, ook al is dat vaak geprobeerd. Want ze kenden en hielden van elkaar, zelfs zonder dat er spreken aan te pas kwam, ook al verschilde men van taal.
Thans hebben de vrijgeboren Britse Naties zich ontdaan van de overheersing door vreemden en van de burgeroorLogen. Ze genieten van de vruchten van de vrede en de vrijheid. Recentelijk hebben ze hun gelukkige geest gericht op de verscheidene soorten Vrijmetselarij en de tanende Loges van Londen nieuw leven ingeblazen. De rechtschapen metropool bloeide opnieuw en zo ook andere regio’s met zeer eerbiedwaardige lokale Loges, die driemaandelijks overleg gehouden en een jaarlijkse Algemene Vergadering. Daarbinnen worden alle vormen en gebruiken van de oudste en de meest eerbiedwaardige Broederschap wijselijk verspreid en de Koninklijke Kunst op gedegen wijze bevorderd. Het cement van de Broederschap wordt behouden, zodat het ganse Corpus op een goed gebouwd gewelf lijkt. Verscheidene edelen en heren van stand, samen met priesters en geleerden uit de meeste beroepen en denominaties, traden onverschrokken toe en onderwierpen zich aan de Plichten. Ze waren bereid het schootsvel te dragen van de Free and Accepted Masons, onder onze huidige eerbiedwaardige Grootmeester, de zeer edele Prins John, Graaf van Montagu.
DEEL II.
De Plichten van een Vrijmetselaar, uit de oude bronnen van de Loges van over zee, en deze van Engeland, Schotland en Ierland, voor het gebruik van de Loges in London en om ze te lezen bij het maken van nieuwe Broeders of wanneer de Meester dit zal bevelen.
1. Over God en de Religie
Door zijn opname is een Vrijmetselaar verplicht de morele wet te gehoorzamen. En begrijpt hij de kunst goed, dan zal jij nooit een stomme atheïst of een irreligieuze vrijdenker zijn. Maar hoewel eertijds aan Vrijmetselaars werd opgedragen in elk land, de religie van dat land of van die natie te volgen, welke deze ook mocht zijn, is het heden meer aangewezen hen enkel te verplichten tot die Religie waarin alle Mensen overeenstemmen en hun persoonlijke opvattingen voor zichzelf houden, nl.: Goede en waarachtige Mensen te zijn of oprechte Mensen van eer wars van elke aanduiding of overtuiging die hen van elkaar zou kunnen onderscheiden. Aldus wordt Vrijmetselarij het middelpunt ter vereniging en een middel tot het sluiten van waarachtige vriendschap tussen personen die anders voor eeuwig gescheiden zouden blijven.
2. Over magistraten, zowel leidinggevenden als ondergeschikten.
Waar hij ook mag verblijven of werken, een Vrijmetselaar is een vredelievend onderdaan van de burgerlijke macht. Hij is zal zich nimmer inlaten met plannen of samenzweringen tegen de vrede en het welzijn van de natie. En zal zich loyaal opstellen tegenover lagere magistraten. Want daar Vrijmetselarij steeds te leiden had door oorlog, bloedvergieten en verwarring, waren vroegere Koningen en Prinsen zeer inschikkelijk om de ambachtslieden aan te moedigen vanwege hun vredelievendheid en de trouw waarmee ze zich actief teweerstelden tegenover ophitsende vijanden. Ze bleven de eer van de Broederschap uitdragen, waar die ook mocht bloeien in tijden van vrede. Want aldus zal een Broeder die zich verzet tegen de Staat, niet gesteund worden in zijn rebellie, maar hij zal betreurd worden als een ongelukzalige man. En ook al wordt hij veroordeeld voor geen andere misdaad, toch zal de loyale Broederschap zijn verzet afwijzen om, zolang dat duurt, aan de overheid geen opportuniteit of reden te geven tot politieke wrevel. Ze kunnen hen evenwel niet bannen uit de Loge. Zijn relatie daarmee blijft onaangetast.
3. Over de Loges.
Een Loge is een plaats waar Vrijmetselaars samenkomen en werken. Vandaar dat een dergelijke vergadering of naar behoren georganiseerde organisatie van Vrijmetselaars en Loge wordt genoemd. En dat iedere Broeder tot een Loge dient te behoren. Hij wordt onderworpen aan haar huishoudelijk en algemeen Reglement. De Loge is lokaal of overkoepelend. Ze kan het best begrepen worden door eraan deel te nemen. Voorts door kennis te nemen van de regels van de overkoepelende of Grootloge, hierbij gevoegd. Destijds kon geen enkele Meester of gezel daarop afwezig blijven, zeker niet als ze opgeroepen werden, op straffe van een strenge straf. Tenzij de Meester en Opzieners het bewijs kregen dat gegronde redenen hebben hem dat verhinderden. De personen die als leden van een Loge aanvaard worden, moeten goede en oprechte mannen zijn, vrijgeboren, rijp van leeftijd en discreet, geen horigen of vrouwen, geen immorele of bezoedelde lieden, maar mannen van goede naam en faam.
4. Over Meesters, Opzieners, Gezellen en Leerlingen[7].
Elke vooruitgang tussen de Vrijmetselaars is enkel gegrondvest op hun reële waarde en persoonlijke verdiensten. Dit is noodzakelijk zodat de bouwheren goed gediend zouden worden, de Broeders geen schande zouden ondervinden nog het Koninklijke Ambacht veracht zou worden. Daarom ook wordt een Meester of Opziener niet gekozen vanwege zijn ouderdom, maar om zijn verdiensten. Het is onmogelijk deze zaken in geschriften uiteen te zetten. Iedere Broeder moet zijn plaats kennen en dat alles leren op de wijze eigen aan de Broederschap. Kandidaten mogen alleen weten dat geen enkele Meester een Leerling kan aanvaarden, tenzij hij voldoende werk voor hem heeft. Dat moet dan een volmaakte jongere zijn. Deze mag aan het lichaam geen misvormingen of gebreken vertonen, waardoor hij niet in staat zou zijn de Kunst te leren ten einde de bouwheer van de Meester te dienen, of waardoor hij ongeschikt bevonden zou worden om tot Broeder gemaakt te worden, en vervolgens ten gepaste tijde Gezel van het Ambacht, nadat hij zijn tijd heeft uitgedaan volgens de gebruiken van het land. Hij moet van goede ouders afstammen. En mocht dit alles effectief zo verlopen, dan zal het wel eens kunnen zijn dat, wanneer hij daartoe geschikt wordt bevonden, hij de eer kan krijgen een Opziener te worden, en vervolgens een Meester van de Loge, Grootopziener en naderhand ook Grootmeester over alle Loges, overeenkomstig zijn verdiensten. Een Broeder kan geen Opziener worden, tenzij hij de graad van Gezel van het ambacht geeft doorschreden. Want evenmin kan hij Meester worden, tenzij hij reeds heeft gehandeld als Opziener, nog Grootopziener, tenzij hij Meester van een loge is geweest, nog Grootmeester, tenzij hij een Gezel van het Ambacht was voor zijn verkiezing, die edel van geboorte moet zijn, of een goede burger, van goede reputatie, of een vooraanstaande geleerde, of een bijzonder architect, of een of andere kunstenaar, afkomstig van eerlijke ouders en die overeenkomstig grote verdiensten geeft naar de mening van de Loges. En teneinde zijn taak als Grootmeester, beter gemakkelijker en eerbaarder te maken, heeft hij de macht om zijn eigen Adjunct Grootmeester te kiezen. Deze moet dan, of voorheen Meester van een specifieke Loge geweest zijn. Hij krijgt het voorrecht te handelen, zoals de Grootmeester- zijn Overste- zou handelen, tenzij voornoemde Overste aanwezig zou zijn of zijn gezag ter plaatse zou laten gelden.
De leidinggevende of ondergeschikte oversten en bestuurders van de oude Loge dienen door alle Broeders in alle nederigheid met eerbied, liefdevol en enthousiast gehoorzaamd te worden op de plaatsen waar ze zich ophouden, overeenkomstig de oude Plichten en Verordeningen.
5. Over het bestuur van het Ambacht in uitvoering.
Alle Vrijmetselaars zullen op een eerlijke wijze op werkdagen arbeiden, opdat ze op vakantiedagen eervol mogen leven. De door de wet van het land toegemeten tijd of deze die gebruikelijk is, dient in acht genomen te worden. De bekwaamste onder de Gezellen van het ambacht zal tot Meester of Opziener over het werk van de Bouwheer verkozen of aangesteld worden. Hij zal aangesproken worden als Meester door diegenen die onder hem arbeiden. De ambachtslieden moeten ongepast taalgebruik vermijden en elkaar niet aanspreken met scheldnamen, maar als Broeder of Gezel. Ze moeten zich hoffelijk gedragen, zowel binnen als buiten de Loge. De Meester die zichzelf bekwaam of kundig acht zal het werk van de bouwheer tegen een zo fair mogelijke prijs uitvoeren en zijn goederen zo goed mogelijk inzetten alsof het zijn eigen goederen waren. Hij zal geen hoger loon uitbetalen aan enige Broeder of Leerling dan dat deze daadwerkelijk verdient. Zowel de Meester als de Vrijmetselaars die een gerechtvaardigd loon ontvangen, zullen loyaal zijn aan de bouwheer en hun werk op een eerlijke wijze voleinden, of dat nu dagwerk of werk in opdracht is. Ze zullen géén werk in opdracht instellen dat eerder reeds toegewezen werd als dagwerk. Niemand zal jaloers zijn over de welvaart van een andere Broeder of hem vervangen of hem van het werk weghalen als deze geschikt is om het te voleinden. Want niemand kan In het belang van de bouwheer het werk van een ander afmaken, tenzij hij gans vertrouwd is met de plannen en de schetsen van diegene die aanvankelijk begonnen is. Als een Gezel van het ambacht onder een Meester verkozen wordt tot Opziener over het werk, dan zal hij eerlijk zijn, zowel naar de Meester toe als naar de Gezellen. Hij zal voorzichtig het werk inspecteren tijdens de afwezigheid van de Meester In het belang van de bouwmeester. En zijn Broeders zullen hem gehoorzamen. Alle tewerkgestelde Vrijmetselaars zullen hun loon gedwee en zonder morren of weerstand aanvaarden. Ze zullen de Meester niet afvallig zijn tot het werk daadwerkelijk voleind is. Een jongere Broeder zal In het werk geïnstrueerd worden opdat de materialen door gebrek aan oordeel niet verloren zouden gaan en ten einde de Broederlijke liefde te bevorderen en aan te houden. Alle werktuigen die tijdens de Arbeid gebruikt worden, moeten goedgekeurd zijn door de Grootloge. Geen enkele arbeider die niet-Vrijmetselaar is zal tewerkgesteld worden In het eigenlijke werk van de Vrijmetselarij. Evenmin zullen vrijmetselaren samenwerken met zij die niet vrij zijn, zonder dat hiervoor een dringende noodzaak zou bestaan. Evenmin zullen ze arbeiders en niet reguliere Vrijmetselaars onderrichten, zoals dat wel het geval is voor een Broeder of Gezel.
6. Over het gedrag en dergelijke.
- In een gevormde Loge.
U zult geen afzonderlijke samenkomsten houden of apart overleg hebben zonder instemming van de Meester, noch onwelvoeglijk of onbetamelijk spreken of de Meester, de Opzieners of enige andere Broeder die zich tot de Meester richt onderbreken. Evenmin zult u zich belachelijk of schertsend gedragen op het moment dat de Loge bezig is met wat ernstig en plechtig is. Evenmin zult u onfatsoenlijk taalgebruik aanwenden onder welk voorwendsel ook, maar uw Meester, Opzieners en Gezellen waarachtig eer betuigen en hen op de handen dragen. Indien er een klacht wordt aangebracht, zal de Broeder die schuldig bevonden wordt de straf en de beslissing van de Loge aanvaarden. Want zij zijn de geëigende en bekwame rechters voor dergelijke geschillen (tenzij u hiertegen in beroep wil gaan bij de Grootloge) en naar wie zij moeten doorverwezen worden, tenzij het werk van de Bouwheer hierdoor hinder zal ondervinden. In dat geval kan een persoonlijke toewijzing gemaakt worden. Maar u dient nimmer naar het Gerecht te stappen met datgene wat de Vrijmetselarij aanbelangt zonder de absolute noodzaak die door de Loge werd vastgesteld.
- Over het gedrag nadat de Loge gesloten is en de Broeders nog niet weg zijn.
Je mag u zelf vermaken met onschuldig vertier en met elkaar omgaan aan naar gelang de mogelijkheden, maar men moet alle uitspattingen vermijden. Evenmin mag men een Broeder verplichten meer te eten of te drinken dan hij aankan of hem te hinderen om naar huis te gaan als hij dat wil of iets aanstootgevend zeggen of iets doen dat een aangenaam en vlot lopend gesprek In de weg zou staan. Dat zou onze harmonie verstoren en onze lovenswaardige doelstellingen tenietdoen.
Daarom mogen geen persoonlijke vetes of ruzies In de loge binnengebracht worden en zeker geen ruzies over religie, Naties of politiek. Wij Vrijmetselaars behoren enkel tot de katholieke religie[8] die hier boven werd vermeld. Wij behoren gelijktijdig tot alle Naties, dialecten, stammen en talen en wij doen vastbesloten afstand van alle soorten politiek, daar deze nimmer bijdroeg aan het welzijn van de Loge en dat ook nooit zal doen. Deze plicht werd altijd aanvaard en strikt nageleefd. Maar in het bijzonder sinds de Reformatie van Brittannië of sedert het verweer en de afscheiding van de Naties van het Gemenebest van Rome.
- Over het gedrag van Broeders die elkaar ontmoeten als er geen vreemden bij zijn, maar niet in een gevormde Loge.
U zult elkaar op een hoffelijke wijze begroeten, zoals men u hierover zal onderrichten en elkaar Broeder noemen. Want. Je zult elkaar instrueren, zoals dat wordt aanbevolen, zonder dat iemand dat ziet of hoort en zonder zich al te zeer te bemoeien of afbreuk te doen aan het respect dat men tegenover een Broeder dient te betonen, alsof het geen Vrijmetselaar zou zijn. Want niet tegenstaande alle Vrijmetselaars Broeders zijn die elkaar op hetzelfde niveau tegemoet komen, toch krijgt de Vrijmetselaar van mensen niet zomaar respect omdat hij lid is. Maar hij draagt veeleer zelf bij tot zijn eer, zeker als hij de Broederschap daadwerkelijk waard is. De Vrijmetselarij zal eer verschaffen aan ieder die dat verdient en die slecht gedrag vermijdt.
- Over het gedrag in aanwezigheid van vreemden die geen Vrijmetselaars zijn.
U zult voorzichtig zijn in uw woorden en gedragingen, op dat de binnendringende vreemde niet in staat zou zijn te ontdekken of uit te zoeken, wat al dan niet geïmiteerd dient te worden. Soms dient u In het belang van de eerbiedwaardige Broederschap een gesprek af te buigen en het in alle voorzichtigheid te vervolgen.
- Over het gedrag thuis en in de directe omgeving.
U dient te handelen als een moreel en wijs man. Ge zult er in het bijzonder voor zorgen dat uw familie, vrienden en buren de beweegredenen van de Loge niet kennen. Enzovoort. Maar wijselijk die eer voor jezelf en voor de oude Broederschap behouden. Voor redenen die hier niet vermeld kunnen worden, moet u natuurlijk ook voor uw gezondheid zorgen door niet al te laat samen te werken of te lang van huis weg te blijven. Nadat de Loge gesloten werd, ook door het vermijden van overvloedig eten of van dronkenschap, zodat uw families niet verwaarloosd of gekwetst mogen worden, en u hierdoor niet meer in staat zou zijn om te gaan werken.
- Over het gedrag naar vreemde Broeders toe.
U dient hem op voorzichtige wijze nauwlettend te onderzoeken opdat u niet zou misleid worden door een onwetende valse Broeder die zich valselijk als Vrijmetselaar voordoet. Je zult hem onder minachting en spot de toegang ontzeggen en ervoor opletten hem geen aspecten van de kennis te onthullen. Maar herkent u hem als een ware en oprechte Broeder, dan zult u hem respect betonen zoals gebruikelijk. Indien hij in nood verkeert, dan zult u hem helpen als u daartoe in staat bent. In het andere geval zult u hem met raad bijstaan over hoe hij geholpen zou kunnen worden. U zult instaan voor een aantal dagen werkverschaffing, of je hem anderzijds aan een derde aanbevelen, zodat hij te werk gesteld kan worden. U bent echter niet verplicht meer te doen dan in uw vermogen ligt. Verkies eerder een arme Broeder die een goed en eerlijk man is dan enig andere arme in diezelfde omstandigheid. Tot slot dient u al deze plichten na te leven alsook deze die u op een andere wijze zullen worden aanbevolen. Moedig Broederliefde aan, de fundamentsteen en de deksteen, het cement en de glorie van deze oude Broederschap. Mijdt strubbeling en geruzie, het besmeuren en het geroddel en sta anderen niet toe een eerlijke Broeder te besmeuren, maar verdedig zijn goed karakter. En verschaf hem uw bijstand voor zover dat overeenstemt met uw eer en uw veiligheid, maar niet verder. Indien iemand van hen u kwaad wil berokkenen, dan moet u uw eigen loge of zijn loge daarvan op de hoogte stellen en vanaf daar kunt u nog beroep aantekenen bij de Grootloge op de 3-maandelijkse samenkomst en vanaf daar op de jaarlijkse Algemene Vergadering van de Grootloge. Zoals dat bij onze voorgangers in iedere natie het oude lovenswaardig gebruik was. Onderneemt nooit gerechtelijke stappen, tenzij de zaak niet anders kan beslist worden en luister geduldig naar het eerlijk en vriendelijk advies van de meester en gezellen, indien dat zou kunnen verhinderen dat u met vreemden naar het gerecht zou stappen, of indien het u zou aanzetten om dit snel af te handelen met alle wettelijke procedures. Dit alles opdat u de zaken van de Vrijmetselarij ter harte zou nemen met meer bereidwilligheid en succes op slagen. Maar zijn er Broeders of gezellen in een proces, dan zullen de meeste van de Broeders op een vriendelijke wijzigen bedenkingen uiten die dan in dank aangenomen dienen te worden door de procederende Broeders. En mochten ze zich hier niet kunnen bij neerleggen, dan moeten zij evenwel proces op de rechtszaak verder zetten zonder boosheid of rancune ,en niets zeggen of doen wat de Broederliefde op het spel zou kunnen zetten. De Broederlijke dienstvaardigheid dient hernieuwd en verder gezet te worden opdat een ieder de goede invloed van de Vrijmetselarij zou kunnen vaststellen, zoals de ware meesters vanaf het begin van de wereld steeds hebben gedaan en zullen blijven doen tot het einde der tijden
Amen, het weze zo (So mote it be)
Algemeen Reglement
Aanvankelijk samengesteld door Mr. George Payne, anno 1720, toen hij Grootmeester was, en goedgekeurd door de Grootloge op de dag van Sint Jan de Doper, anno 17021, in de Stationer’s hall te London. Daar werd de meest edele Prins John, Graaf van Montagu, unaniemn verkozen tot onze Grootmeester voor het komende jaar. Hij koos John Beal, doctor in de geneeskunde, als zijn Adjunct Grootmeester. Mr. Josiah Villeneau en Mr. Thomes Morris, de jongere, werden door de Loge verkozen als Groot-Opzieners.
Op last van onze Hoog eerwaarde Grootmeester Montagu, Geeft de auteur van dit boek de Plichten vergeleken met en teruggebracht tot de oude bronnen en de overtijdse gebruiken van Broederschap. En hij paste hen in in deze nieuwe versie, samen met verschillende geëigende uiteenzettingen voor het gebruik van Loges in en rond Londen en Westminster.
- De Grootmeester of zijn Adjunct heeft het gezag en het recht om niet alleen aanwezig te zijn in elke Loge, maar ook om deze voor te zitten-waar deze zich ook mag bevinden- met de Meester van zijn Loge aan zijn linkerzijde; dit om de Grootopzieners die hem bijstaan, te bevelen. Deze zullen in de lokale Loges niet handelen als Opzieners, maar als begeleiders in zijn aanwezigheid en ze staan te zijner beschikking. Want in de lokale Loges kan de Grootmeester de Opzieners van die Loge bevelen, of eender welke Broeder zoals het hem uitkomt, om hem bij te staan en om op te treden als zijn Opzieners pro tempore.
- De Meester van een specifieke Loge heeft het recht en het gezag om de leden van zijn Loge in een Kapittel samen te brengen, indien de hoogdringendheid of noodzaak zich daartoe stelt. Hij kan ook de tijd en de plaats bepalen voor het vormen van een gewone Loge. En in geval van ziekte, dood of onvermijdbare afwezigheid van de Meester, zal de Eerste Opziener optreden in de hoedanigheid van Meester pro tempore, voor zover er geen enkele andere Broeder aanwezig is die voordien reeds Meester van die Loge was. Want in dat laatste geval zal het gezag van de afwezige Meester overgaan op de aanwezige Gewezen meester. Echter, deze kan niet als dusdanig optreden totdat de voormelde Eerste Opziener-of, als die afwezig is, de Tweede Opziener- de Loge heeft samengeroepen.
- De Meester van iedere specifieke Loge, of één van de Opzieners, of enig ander aangestelde Broeder, zal een boek bij zich dragen, waarin de Huisreglementen zijn opgenomen, de namen van de Leden, samen met de lijst van alle Loges in de stad, de gebruikelijke tijd en plaats van samenkomst, en al wat vermeld kan worden over hun zaken.
- Geen enkele Loge zal meer dan vijf nieuwe Broeders maken op één moment. Zij zal ook geen enkele man onder de vijfentwintig jaar opnemen die niet reeds Meester is, tenzij hiervoor dispensatie wordt verleend door de Grootmeester of zijn Adjunct.
- Niemand kan tot lid van een specifieke Loge gemaakt of aangenomen worden, zonder voorafgaand bericht, gegeven één maand vóór de samenkomst van de Loge, zodat men een gedegen onderzoek kan verrichten naar de reputatie en de bekwaamheid van de kandidaat, tenzij hiervoor dispensatie wordt verleend, zoals hierboven vermeld.
- Maar niemand kan als Broeder in om het even welke Loge binnenkomen om er als Lid aanvaard worden, zonder de unanieme instemming van alle aanwezige leden van die Loge bij de voorstelling van de kandidaat. Hun instemming wordt formeel gevraagd door de Meester. En ze moeten hun instemming of afwijzing kenbaar maken op de geëigende voorzichtige wijze, hetzij pro forma of expliciet of expliciet, maar steeds met unanimiteit. Op geen enkel momen kan dit inherent voorrecht onderhavig zijn aan enige dispensatie. Enkel op de lefrn van de specifieke loze kunnen dat het best beoordelen. En mochten dwarsliggen het lid zich tegen hem verzetten, dan zou dat hun harmonie kunnen verstoren en hun vrijheid kinderen. Het zou de Loge zelfs kunnen opsplitsen en doen uiteenvallen. Dat moet vermeden worden door alle goede en waarachtige Broeders.
- Iedere Broeder moet bij zijn opname de Loge, dit wil zeggen alle aanwezige Broeders, kleden[9]. Voorts moet hij iets deponeren voor de behoeftige en arme Broeders; zoveel als de kandidaat meent dat het gepast is te schenken boven op de kleine contributie bepaald door het Huishoudelijk Reglement. kreeg. De Liefdadigheid zal bijgehouden worden door de Meester of de Opzieners, of door de Penningmeester, voor zover de leden het nodig vinden er een aan te duiden. En de kandidaat moet plechtig beloven zich te onderwerpen aan de Constitutie, de Plichten en Reglementen en aan alle andere correcte gebruiken, zoals die op het gepaste ogenblik en op die gepaste plaats aan hem zullen medegedeeld worden.
- Geen groep of aantal Broeders zal zich terugtrekken of afscheiden van de Loge waarin ze tot Broeder werden gemaakt, off waarin ze naderhand als lid werden aanvaard, tenzij de Loge te groot is geworden. En, zelfs dan kan dat niet zonder de dispensatie van de Grootmeester of zijn Adjunct. En hebben ze zich al dus afgescheiden, dan moeten zij onmiddellijk die Loge vervoegen, die hen het beste lijkt. Dat moet gebeuren met de unanieme instemming van de Loge die zij verkiezen, zoals hierboven vastgelegd. In het andere geval moeten ze de goedkeuring krijgen van de Grootmeester om een nieuwe Loge te vormen. Wanneer een groep of een aantal Vrijmetselaars beslist om een Loge te vormen, zonder de goedkeuring van de Grootmeester dan zal de regulieren Loge deze niet gedogen, en hen niet aanzien als een loge van getrouwe broeders en naar behoren gevormd. Evenmin zal men instemmen met hun handelingen en daden maar hen beschouwen als rebellen, totdat zij zichzelf nederig opstellen, zoals de Grootmeester in zijn wijsheid ook zal aangeven. Dit, tot zij van hem de goedkeuring ontvangen, die door de andere Loges moet aanvaard worden, zoals dat gebruikelijk is wanneer er nieuwe Loge wordt opgenomen In de lijst van de Loges
- Maar als een broeder zich zodanig misdraagt dat het onaangenaam voor zijn Loge wordt, dan zal hij tweemaal aangemaand worden door de Meester of Opziener in gevormde Loge. Wil hij echter niet terugkomen op zijn onvoorzichtigheid of zich niet gewillig onderwerpen aan de Raad van de broeders en aldus datgene herzien wat bij hen aanstoot heeft, dan zal dit behandeld worden In de overeenstemming met het Huishoudelijk Reglement van die specifieke loge of anderzijds volgens datgene wat de driemaandelijkse vergadering in haar wijsheid correct krijgt. Hiervoor kan naderhand een nieuw Reglement worden opgesteld.
- De meerderheid van iedere specifieke loge zal, wanneer ze samenkomt, het recht hebben om instructies te geven aan de Meester of Opzieners alvorens zij vergaderen met het Grootkapittel of de Loge op de driemaandelijkse Vergadering en de jaarlijkse Algemene Vergadering van de Grootloge. Dat is omdat het Meeste en Opzieners de vertegenwoordigers zijn en verondersteld worden de mening van de broeders te vertegenwoordigen.
- Alle lokale Loges dienen zoveel mogelijk dezelfde gebruiken na te leven. Om een goede verstandhouding tussen de vrijmetselaren te bekomen en aan te moedigen, zouden enkele leden van iedere Loge afgevaardigd moeten worden om zoveel als mogelijk andere Loges te bezoeken.
- De Grootloge bestaat uit en wordt gevormd door de Meesters en Opzieners van alle reguliere lokale Loges die geregistreerd zijn. De Grootmeester zal die voorzitten en zijn Adjunct zal aan zijn linkerzijde plaats nemen en de Grootopzieners op hun geëigende plaatsen. De 3- maandelijkse Vergadering zal samenkomen op het feest van Sint Michaël, op Kerstmis en op het feest van Maria-Boodschap op een geëigende plaats, vastgelegd door de Grootmeester. Geen enkele Broeder kan aanwezig zijn als hij op dat ogenblik geen lid van de Grootloge is, tenzij dat hiervoor dispensatie wordt verleend en mocht deze wel aanwezig zijn, dan zal het hem niet toestaan worden om te stemmen of om zijn opinie kenbaar te maken zonder de gevraagde en verkregen instemming van de Grootloge of tenzij dat uitdrukkelijk werd gevraagd door de desbetreffende Loge. Alle zaken worden in de grootloge beslist met meerderheid van stemmen. Elkeen heeft een stem en de Grootmeester heeft er twee, tenzij de desbetreffende Loge de beslissing over een specifieke zaak overlaat aan de beslissing van de Grootmeester ten behoeve van de snelle afhandeling.
- Op de driemaandelijkse vergadering[10] zullen alle zaken die betrekking hebben op de Broederschap in het algemeen of op lokale Loges en specifieke Broeders In het bijzonder op haar bedaarde en rijpe wijze, besproken en beslist worden. Leerlingen kunnen hier enkel maar tot Meester en Gezel van het ambacht aangenomen worden, tenzij onder dispensatie. Hier ook moeten alle geschillen die door directe bemiddeling noch door de lokale Loge opgelost en geregeld kunnen worden op ernstige wijze besproken en beslist worden. En mocht een Broeder zich benadeeld voelen door een beslissing van deze Raad, dan kan hij in beroep gaan op de jaarlijkse Algemene Vergadering van de Grootlogedie daarop volgt en beroep aantekenen bij de Grootmeester, zijn adjunct of bij de Grootopzieners.
- Ook zullen de Meester of de opzieners van de lokale Loges een lijst opstellen en deze meebrengen. Daarin staan de leden vermeld die tot Vrijmetselaar gemaakt of in hun Loge toegelaten werden, sinds de laatste vergadering van de Grootloge. En er een het boek bijgehouden worden door de Grootmeester of door zijn adjunct of door de Broeder die als secretaris aangesteld werd door de Grootloge. Daarin zullen alle loges opgelijst worden met het tijdstip en de plaats van hun samenkomst en alle namen van de leden van elke loge en de verslagen van alle zaken met betrekking tot de Grootloge.
- Ze zullen ook overleg plegen over de meest voorzichtige, maar effectieve wijze om geld in te zamelen en hoeveel geld waaraan besteed zal worden. Of als het zal besteed worden aan de Weldadigheid en m enkel de nood te lenigen van enige waarachtige Broeder die arm of ziek worden, is maar aan niets anders. Echter, iedere lokale loge zal beschikken over hun eigen armenbeurs voor hulpbehoevende Broeders, overeenkomstig haar huishoudelijk Reglement, totdat er door alle Loges besloten wordt dit te stortenIn de armen beurs van de Grootloge op de 3 maandelijkse vergadering of jaarlijkse Algemene Vergadering teneinde er een gemeenschappelijk fonds van te maken voor een betere leniging van de noden van arme Broeders.
- Ze zullen een Schatbewaarder aanstellen, een Broeder met goede wereldse kennis die in de hoedanigheid van zijn functie lid zal zijn van de Grootloge en altijd aanwezig zal zijn. Hij heeft de macht om gelijk wat over te brengen naar de Grootloge. Zeker als dat zijn functie aanbelangt. Aan hem zal al het geld toevertrouwd worden, dat opgehaald werd voor Weldadigheid of voor het gebruik door de Grootloge. Het zal genoteerd worden in een boek met vermelding van de specifieke doelstellingen en uitgaven waarvoor de verscheidene bedragen bedoeld zijn. Hij zal bedragen uitgeven of betalen wanneer hij daartoe opdracht krijgt door een ondertekend bevelschrift, dat de Grootloge naderhand zal voorschrijven In het nieuwe Reglement. Hij zal evenwel geen stem hebben In de verkiezing van een groot meester of van zijn opzieners. Wel in alle andere beslissingen. Dee secretaris zal in de hoedanigheid van zijn functie een lid van de Grootloge zijn en stemmen over alles uitgezonderd over de verkiezing van de Grootmeester of van de opzieners. De schatbewaarder en de secretaris zullen elk over een klerk beschikken. Deze moet een Broeder en gezel van het ambacht zijn, maar mag geen lid van de Grootloge zijn. En hij mag ook niet zonder toestemming spreken of zomaar als hij dat zou willen. De Grootmeester of zijn adjunct zal de schatbewaarder en de secretaris opdrachten geven en samen met hun klerken de boeken doornemen om te zien hoe de zaken ervoor staan. Dit om uit te maken wat aan te raden is in de zich voordoende situaties. Een andere Broeder dient aangesteld te worden om de poort van de Grootloge te dekken. Deze moet zelf van het ambacht zijn maar zal evenwel geen deel uitmaken van de Grootloge. Maar deze officieren zullen verder uiteengezet worden door een nieuw reglement als daar voor de Broederschap meer nood en gelegenheid toe is, al nu het geval is.
- Indien op een geplande of occasionele trimestriële of jaarlijkse Grootloge de Grootmeester en zijn Adjunct beiden afwezig zouden zijn,dan zal de aanwezigen Meester van een loge die reeds het langst een Vrijmetselaar is de troon bezetten en als Grootmeester pro tempore fungeren. Hij zal voor die tijd alle macht en eer bekleden voor zover geen Broeder aanwezig is die reeds eerder Grootmeester of Adjunct is geweest. Want de aanwezige laatste Gewezen Grootmeester of anders de aanwezige laatst gewezen Adjunct-Grootmeester zullen steeds van rechtswege de plaats van de afwezige Grootmeester en zijn Adjunct innemen.
- In de Grootloge kan niemand de hoedanigheid van Groot-Opzieners waarnemen dan zij zelf voor zover ze aanwezig zijn. Indien afwezig zal de Grootmeester of de persoon die voorzit in zijn plaats lokale Opzieners aanstellen die dan zullen optreden als Groot-Opzieners pro tempore, wier plaatsen zullen ingenomen worden twee Gezellen van het ambacht van dezelfde Loge Ze zullen opgeroepen worden door de lokale Meester van de Loge. Doch indien deze dit geeft nagelaten zal alsnog de Grootmeester hen oproepen opdat de Grootloge steeds volledig zou zijn.
- De Groot-Opzieners zijn de eersten om de Grootmeester te adviseren over de zaken van de Love of van de Broeders. Ze zullen de Grootmeester nooit contacteren zonder medeweten van de Adjunct, tenzij hij zijn tussenkomst weigert in welbepaalde noodzakelijke aangelegenheden. In dat laatste geval of in geval van een geschil tussen de Adjunct en de Grootopzieners of andere Broeders moeten beide partijen gezamenlijk naar de Grootmeester trekken. Deze kan makkelijk een besluit treffen over de onenigheid en het geschil beëindigen krachten zijn gezag. De Grootmeester mag geen confidentiële zaken vernemen over zaken met betrekking tot de Vrijmetselarij, tenzij in eerste instantie door zijn Adjunct, uitgezonderd in die gevallen waarin zijn eerbiedwaardigheid het best geplaatst is om te oordelen. Want indien de vraag aan de Grootmeester niet regulier verloopt, dan kan hij gemakkelijk de Grootopziener is of enig andere Broeder inschakelen om het aan te brengen in plaats van de Adjunct die de zaak met spoed dient te behandelen en die dit op een ordentelijke wijze voor de Hoog Eerwaarde moet brengen.
- Geen Grootmeester, Adjunct-Grootmeester, Groot-Opzieners. Schatbewaarder. Secretaris of diegene die pro tempore voor hen optreedt. kan ter zelfde tijd, Meester of Opziener zijn van een lokale Loge. Maar vanals een van hen met zijn functie als Grootofficier eerbaar ontslag heeft genomen, zal hij terugkeren naar die post of plaats in zijn eigen Loge van waaruit hij werd gestuurd om bovenvermelde functie te vervullen.
- Wanneer de Adjunct-Grootmeester ziek is of als gevolg van overmacht afwezig is dan kan de Grootmeester gelijk welke Gezel van het ambacht kiezen om op te treden als zijn Adjunct pro tempore. Maar hij die tijdens een Grootloge tot Adjunct wordt verkozen kan, net zoals de Grootopzieners, niet ontslagen worden zonder een reden die gerechtvaardigd lijkt voor de meerderheid van de Grootloge. En de Grootmeester kan, indien hij er zich niet comfortabel bij voelt, een Grootloge samenroepen om de zaak voor te leggen en om hun advies in argumentering in te vinden. In dat geval zal de meerderheid van de Grootloge, voor zover er geen verzoening kan gevonden worden tussen de Grootmeester en zijn Adjunct ertoe besluiten dat de Grootmeester zijn Adjunct of de Grootopzieners ontslaat en hem in staat stellen onmiddellijk een andere Adjunct te verkiezen. En de Grootloge zal in dat geval anders Opzieners verkiezen, zodat de harmonie en de vrede bewaard blijft.
- Mocht de Grootmeester zich schuldig maken aan machtsmisbruik en zichzelf onwaardig gedragen met betrekking tot de gehoorzaamheid en onderwerping een van de Loges, dan zal hij op de wijze behandeld worden, zoals overeenkomen zal worden In het nieuwe Reglement. De oude Broederschap had tot nu geen nood aan de nieuwe Reglement, daar alle eerdere Grootmeesters zit met betrekking tot die eerbiedwaardige functie waardig hebben gedragen.
- De Grootmeester zal samen met zijn Adjunct en zijn Grootopzieners minstens éénmaal rondreizen en tijdens zijn Meesterschap alle Loges van de stad bezoeken.
- Mocht de Grootmeester tijdens zijn mandaat sterven, ziek worden, zich overzee bevinden of op enige wijze In de onmogelijkheid verkeren zijn functie waar te nemen dan zal de Adjunct tijdens zijn afwezigheid, de eerste Grootopziener, en tijdens dezes afwezigheid de tweede Grootopziener of tijdens dezes afwezigheid 3 aanwezige Meesters van de Loges, samen zitten om onmiddellijk een Grootloge samen te roepen en in deze dringende zaak beraadslagen en twee van hen naar de laatste Grootmeester af te vaardigen. Ze zullen hem verzoeken de functie op te nemen die hem dan rechtmatig te beurt valt. Weigert hij dat even wel, dan zal men hem verzoeken die daaraan voorafgaat. Enzovoort. Maar indien de eerdere Grootmeester bereid gevonden wordt, dan zal dat die optreden als zijn plaatsvervanger tot een andere in zijn plaats wordt gekozen. Echter is er geen Adjunct, dan zal de oudste Meester dit waarnemen.
- Al naargelang de Grootloge dat volgens het nieuwe Reglement geschikt acht, en, zoals ook de laatste jaren werd samengekomen op de feestdag van Sint Jan de Doper, zullen de Broeders van alle Loegs in en van London en Westminster op de dag van Sint Jan de Doper of anders op deze van Sint Jan de Evangelist op een geschikte plaats samenkomen voor de jaarlijkse Algemene Vergadering en voor het feest. Dat zal enkel plaatsvinden op voorwaarde dat de meerderheid van de Meesters en Opzieners samen met de Grootmeester, zijn Adjuncten, Opzieners 3 maanden vooraf op een trimestriële vergadering over eens zijn dat hun feest zal gehouden worden alsook een Algemene Vergadering voor alle Broeders. Echter, indien de Grootmeester of de meerderheid van lokale Meesters ertegen zijn, dan moet daarvan afgezien worden. Maar of we nu een feest houden voor alle Broeders, of niet, toch moet de Grootloge op Sint Jansdag jaarlijks samenkomen op een daartoe aangewezen plaats. In het geval dat dit op een zondag valt zal dit gehouden worden op de volgende dag, ten einde ieder jaar een nieuwe Grootmeester, Adjunct en opzieners te kiezen.
- Mocht het aanbevelenswaardig zijn overeenkomstig de oude eerbare gebruiken van de Vrijmetselaars een groot feest te geven en de Grootmeester en de meerderheid van Meesters en Opzieners beslissen dat gezamenlijk, dan zullen de Groot-Opzieners de taak op zich nemen om de tickets klaar te maken, daarop het zegel van de Grootmeester aan te brengen en de tickets te verspreiden. Ze zullen het geld van de tickets ontvangen, het materiaal voor het feest aanschaffen, naar een geschikte en gunstig gelegen feestplaats zoeken en ieder ander ding verwerven noodzakelijk voor de feestelijkheden. Maar omdat het werk niet te zwaar zou wegen op de beide Groot-Opzieners en dat alle zaken snel en degelijk uitgevoerd worden, heeft de Grootmeester of zijn Adjunct de macht om een aantal helpers aan te duiden en te benoemen, die de Hoog Eerwaarde noodzakelijk acht om samen te werken met de twee Groot-Opzieners. Alle zaken met betrekking tot het feest moeten tussen hen beslist worden bij meerderheid van stemmen, met uitzondering voor de Grootmeester of zijn Adjunct, die tussenbeide kunnen komen om een specifieke richting aan te geven.
- De Opzieners en helpers, als het moment daar is, wachten op de instructies en bevelen inzake de voorbereiding die de Grootmeesters en zijn Adjunct zullen geven. Maar is de Hoog Eerwaarde ziek of bij overmacht afwezig, dan zullen de Meesters en Opzieners van de Loges tot dat doel samen komen om hun advies in te winnen en opdrachten te krijgen. In het andere geval kunnen ze de zaak volledig naar zich toe trekken en het zo goed als mogelijk zelf regelen. De Groot-Opzieners en de helpers zullen na de maaltijd aan de Grootloge rekenschap geven van alle ontvangsten en uitgaven, of telkens wanneer de Grootloge het aangewezen vindt om de rekeningen te controleren. Als de Grootmeester dat graag zou willen, kan hij ten gepaste tijden alle Meesters en Opzieners van de Loges samengeroepen en met hen overleggen over de organisatie van het grote feest en over een dringende of toevallige zaak die daarop betrekking heeft en waarover raad gewenst is. Of anders om het geheel naar hem toe te trekken.
- De Meesters van de Loges zullen een discrete Gezel van het ambacht van zijn eigen Loge aanstellen om een comité te vormen dat bestaat uit een van iedere Loge. Dat comité zal samenkomen om in een geschikt vertrek iedere persoon die een ticket heeft, te ontvangen. De leden van het Comité zullen de macht hebben diegenen aan te spreken, als dat aangewezen lijkt, om hem toe te laten of toegang te ontzeggen als daar redenen toe zijn, op voorwaarde dat ze geen man wegzenden zonder de toegelaten Broeders in te lichten over de reden voor het niet toelaten teneinde misverstanden te vermijden. Dit opdat geen enkele waardige en waarachtige Broeder de toegang ontzegd worden of valse of zich als Broedervolk uitgevende persoon zou worden toegelaten. Dat comité dient op Sint Jansdag zeer vroeg op die plaats samen te komen, zelfs vóór een Broeder met een ticket aanwezig is.
- De Grootmeester zat twee of meer betrouwbare broeders aanstellen als Poorters of Dekkers. Deze zullen vroeg te plaatsen zijn voor enkele goede redenen. Ze zullen ter beschikking staan van het Comité.
- De Groot-Opzieners zullen vooraf van een aantal broeders aanduiden om de tafels te bedienen. Zoveel als nodig en geëigend voor dit werk. En zo zij dat wensen mogen ze raad geven aan de Meester en de Opzieners van de Loges over de meest geschikte persoon en ze mogen hen op hun aanbeveling aannemen. Want niemand mag op die dag opdienen tenzij ze vrij en aangenomen Vrijmetselaar zijn, opdat de vergadering vrij en harmonieus zou verlopen
- De Grootmeester of zijn Adjunct of een Broeder die door hem werd aangesteld, zal alle Broeders toespreken en hen goede raad verschaffen en tot slot, na een aantal handelingen die in geen enkele taal beschreven mogen worden, is het de Broeders toegestaan te blijven of naar huis te gaan zoals zij zulks verkiezen.
- Iedere afzonderlijke Loge heeft een inherente macht en gezag om eigen nieuwe wetten te maken of wetten te wijzigen echt ten behoeve van de oude Broederschap, maar enkel op voorwaarde dat de oude landmerken trouw worden behouden en dat dergelijke wijzigingen en nieuwe wetten voorgesteld en gestemd worden om de derde driemaandelijkse Vergadering voorafgaand aan het grote jaarlijkse feest. Ze zal op papier ter lezing aan alle broeders worden voorgelegd voordat het banket plaatsvindt. Zelfs de jongste Leerling dient het gezien te hebben. De instemming en goedkeuring van de meerderheid van alle aanwezige broeders zijn absoluut noodzakelijk om de beslissing bindend en verplicht te maken. Dat dient plechtig gevraagd te worden nadat het banket heeft plaatsgevonden en nadat de Grootmeester werd geïnstalleerd. Net zoals dat gevraagd en bekomen werd voor deze verordeningen die aan de Grootloge werden voorgesteld voor zo’n 150 broeders op de feestdag van Sint Jan de Doper van 1721.
NASCHRIFT
Hier volgt de wijze waarop een nieuwe Loge wordt gevormd, zoals dat volgens de oude gebruiken van de Vrijmetselaren toegepast werd door zijn Hoogheid, de Graaf van Wharton, huidig Hoog Eerwaarde.
De nieuwe Loge moet, ten einde tal van irregulariteiten te vermijden plechtig gevormd worden door de Grootmeester samen met zijn Adjunct en Opzieners. Is de Grootmeester echter afwezig, dan zal de Adjunct in zijn plaats optreden en hij zal de Meester van een Loge kiezen om hem bij te staan. In geval de Adjunct afwezig is, dan zal de Grootmeester een Meester van een Loge oproepen pro tempore. Vermits de kandidaten en de nieuwe Meester en Opzieners zich thans onder de Gezellen van het ambacht bevinden, zal de Grootmeester zijn Adjunct vragen of hij hem heeft onderzocht en of hij de kandidaat Meester bekwaam vindt in de nobele Wetenschap van de Koninklijke Kunst en of hij goed onderlegd is in onze mysteries, enzovoort. Als de Adjunct dan bevestigend antwoordt, zal hij op last van de Grootmeester de kandidaat uit de Gezellen bij zich roepen en gaan voorstellen aan de Grootmeester zeggend: “Hoog Eerwaarde Grootmeester, de aanwezige Broeders wensen de nieuwe loge te vormen. Ik stel nu deze waardige Broeder voor om een Meester te zijn. Ik weet dat hij een goed normbesef heeft en dat hij over zeer veel vaardigheden beschikt, oprecht en betrouwbaar is en een liefhebber is van de ganse Broederschap waar ook verspreid over het oppervlak van de aarde.” Dan zal de Grootmeester die de kandidaat links van hem plaatst, nadat hij de unanieme instemming van alle Broeders heeft gevraagd en verkregen zeggen. “Ik bevestig dat deze goede Broeders een nieuwe loge vormen en stel je aan tot haar Meester. Ik twijfel niet aan uw bekwaamheid en de zorg die u zult besteden om het cement van de Loge te bewaren, enzovoort. “Samen met enkele andere uitdrukkingen die eigen en gebruikelijk zijn bij die gelegenheid, maar niet geschikt om hier neergeschreven te worden. Hierop zal de Adjunct de plichten van de Meester voorlezen en de Grootmeesters van de kandidaat vragen: “Onderwerpt u zich aan deze plichten, zoals de Meester dat in alle tijdperken heeft gedaan? “En wanneer de kandidaat dan gewillig instemt met zijn onderwerping zal de Grootmeester hem met specifieke. betekenisvolle ceremoniën en aloude gebruiken installeren hem de Constituties, het Logeboek en de werktuigen van zijn functie overhandigen. Niet alles samen, maar de ene na de andere. En na die overhandiging zal de Grootmeester of zijn Adjunct de korte en bondige plicht herhalen die betrekking heeft op wat aangeboden werd. Hierop buigen de leden van de samenkomst gezamenlijk voor de Grootmeester. De Hoog Eerwaarde dankt hen. Dan brengen ze de eer aan de nieuwe Meester, bevestigd met belofte van onderwerping en gehoorzaamheid door het gebruikelijke feliciteren. De Adjunct en de Groot-Opzieners, evenals iedere aanwezige Broeder die geen lid van de nieuwe Loge is, zullen hierna de nieuwe Meester feliciteren en deze zal zijn erkentelijkheid dan richten vooreerst tot de Grootmeester en vervolgens tot de rest volgens hun rang. Hierop nodigt de Grootmeester de nieuwe Meester onmiddellijk uit om zijn functie op te nemen en Opzieners te kiezen. De nieuwe Meester roept twee Gezellen van het ambacht naar voor en stelt hen ter goedkeuring voor aan de Grootmeester en ter instemming aan de nieuwe Loge. Wanneer daarmee ingestemd wordt, zal de eerste of de tweede Groot-Opziener of een ander Broeder in zijn plaats, de plichten van de Opzieners herhalen. En de kandidaten die op deze plechtige wijze door de nieuwe Meester worden opgeroepen, zullen hun onderwerping daaraan bevestigen. Waarop de nieuwe Meester hen de werktuigen van hun Ambt zal overhandigen en hen op reguliere wijze zal installeren op hun respectievelijke plaatsen. De Broeders van de nieuwe Loge zullen gehoorzaamheid betuigen aan de nieuwe opzieners door het gebruikelijke feliciteren. De Loge die aldus volledig gevormd is, zal worden opgenomen In het boek van de Grootmeester en hiervan zal bericht worden gegeven aan alle andere Loges.
Vertaling uit het Engels bewerkt door Br Johan Trotteyn, Archivaris AL Athanor 32 O Gent
[1] Nederlandse tekst: Trotteyn, Johan (2023). Enkel bestemd voor gebruik door de A:.L:. Athanor # 32 O:. Gent.
[2] Beautifully engraved by John Pine, the frontispiece to the 1723 Constitutions offers an image of John Montagu, 2nd Duke of Montagu, Grand Master in 1721, presenting the Constitutional Scroll and a set of compasses to Philip, Duke of Wharton, his successor. Each is attended by his respective Grand Officers. Dressed in clerical vestments, Dr Jean Theophilus Desaguliers is placed on the far right.
In the central background framed by two rows of columns is an image of the parting of the Red Sea. Referencing the flight of the Israelites from Egypt and their journey across the Sinai Desert to the Promised Land, the image symbolises redemption and ‘obtaining possession’. The pillars display the five orders of architecture: Doric, Ionic, Corinthian, Tuscan, and Composite. They might also allude to the five monarchs who supported Wren’s reconstruction of St Paul’s Cathedral (1675-1708): Charles II, James II, William & Mary, and Queen Anne
[3] Trotteyn, Johan (2023).
[4] Hiermede worden de oude manuscripten bedoeld van de voor 1717 bestaande Loges van Masons, met o.m. de zgn. Old Charges, de Oude Plichten en Verordeningen van deze Loges.
[5] Master
[6] Warden
[7] Fellow Craft en Entered Apprentice, zijnde de eerste en de tweede Graad. Er bestond toen nog geen Meestergraad (3-de graad). De term Meester (Master) sloeg op wat we nu de Achtbare Meester noemen.
[8] De term komt uit het Grieks (καθολικός – katholikos), wat algemeen of universeel betekent. Anderson bedoelt dus: “universeel”.
[9] Het was gebruikelijk een paar handschoenen te schenken een de aanwezige Broeders
[10][10] Quarterly Communication